De eerstgeborene is een van die bijzondere voorstellingen van Van Dalsum (regie) en Paul Steenbergen (hoofdrol Mozes), waarin een mens worstelt met zijn geloof. Zo'n innerlijk conflict heeft Van Dalsum zelf doorgemaakt en Steenbergen waarschijnlijk ook. Deze Mozesfiguur is voor Van Dalsum een man, "die aanvankelijk in twijfel leeft over zijn eigen opgave en pas na heftige strijd die opgave her- en erkent" (Oolbekkink, Het Parool 29 dec. 1956).

 

bovenstrijd_t172

Toneelbeeld met het paleis van farao Seti tegen een achterdoek met een piramide, potlood, collectie Theater Instituut Nederland, foto SvD. Dit is één van de zeven decorschetsen in het TIN, die van Van Dalsum voor De eerstgeborene maakte. Mogelijk maakte hij deze tekeningen voor zijn regie (de mise-en-scène) naar het decorontwerp van een ander.

 

De criticus V.de V. van De Telegraaf (23 april 1965) zwaait het stuk, de regie van Van Dalsum, de imposante decors, de muziek van Jurriaan Andriessen en alle acteurs de hoogste lof toe. Het stuk is gebaseerd op het Bijbelboek Exodus, maar Christopher Fry maakt een geheel andere figuur van Mozes: "Niet als de tegenstrevende knecht Gods tekent hij Mozes, doch als een man van zeer grote geestkracht, die als veldheer in Egypte roem en aanzien verwierf".

 

bovenstrijd_t173

Het terras van het paleis van farao Seti, waar de voorstelling begint. Coll. TIN, foto SvD

 

Farao Seti (gespeeld door Gijsbert Tersteeg) roept de gevierde veldheer en diplomaat Mozes (Paul Steenbergen) terug om Libische aanvallen af te slaan. Mozes vluchtte tien jaar eerder uit Egypte nadat hij een Egyptenaar doodde die een Jood mishandelde. In die jaren komt hij langzaam tot het besef dat hij het Joodse volk moet bevrijden. Omdat hij als Egyptische prins aan het hof van de farao opgroeide en een band heeft met Seti, diens dochter Teusret (Maria de Booy) en zuster Anath (Ida Wasserman), die Mozes redde toen hij een baby was, komt hij nu in een loyaliteitsconflict. Ook de 18jarige Ramses (Luc Lutz), die idolaat is van zijn stiefoom Mozes en voor zijn land tegen de Libiërs wil vechten, verzet zich tegen zijn vaders onderdrukking van de Joden. Iedere keer als Seti zijn belofte aan de broers Mozes en Aäron (Jan van der Linden) breekt om ze te laten gaan, volgt een van de tien plagen. Bij de tiende, de dood van alle Egyptische eerstgeboren zonen, waarvan ook Seti's eerstgeboren zoon Ramses het slachtoffer wordt, leidt Mozes het Joodse volk uit de Egyptische slavernij. Als hij zich realiseert dat Ramses door zijn toedoen zal sterven, probeert hij samen met Anath hem te redden. Tevergeefs, maar, houdt Aäron hem voor, dat is de consequentie. Zijn dood is de prijs die Mozes moet betalen voor de bevrijding van het Joodse volk. Mozes' echte neef, de opportunistische zoon Shendi (Bas ten Batenburg) van zijn zuster Mirjam (Myra Ward), is het tegendeel van Ramses. Bevorderd van slaaf tot officier, onderdrukt hij nog meer dan de Egyptenaren zijn eigen mensen. Mirjam, die toch voor haar zoon kiest, sluit zich beladen met schuld op in haar tent naast het paleis.

 

bovenstrijd_t174

Het paleis van Seti: het terrasdecor is nu een kwartslag naar links gedraaid. Coll. TIN, foto SvD

 

Leo Hanekroot maakt zich in De Tijd van 23 april 1956 ronduit kwaad op Fry. Dichterlijke vrijheid is een groot goed, maar het is belachelijk en tegen de geest van de bijbel Mozes op te voeren als een briljante intellectuele vrijheidsheld. De bijbel beschrijft als een stamelaar, omdat hij alleen vanuit zijn geloof handelt. Verder heeft Fry niet het flauwste idee wat er zich werkelijk in die nacht afspeelde, toen Mozes het Joodse volk uit Egypte leidde. "Die wereld der Egyptenaren, onvatbaar als men haar denkt vanuit ons christelijk-humanistisch wereldbeeld, en daarin het eeuwenlang verslaafde Joodse volk, dat de idee van de ene God cultiveerde; dat onbeschrijfelijke conflict in het hart van het Egyptische volk zelf uitgevochten, het is in Christofer Fry's stuk allemaal ingedampt tot een menselijk vrijheidsideaal, de beleving van een paragraaf uit het hoofdstuk „Rechten van de mens" in het Charter van de United Nations" (Fry's stuk is uit 1948, hij zal het Stalinisme bedoeld hebben).

 

bovenstrijd_t175

Het stuk speelt om en om in het paleis van Seti en de tent van Mirjam. Coll. TIN, foto SvD  

 

Hanekroot: "De opvoering, die men zag was intussen meer afgestemd op het Exodusverhaal en minder op Christofer Fry. Dat is dan natuurlijk het dichterlijke recht van de visionaire kunstenaar, die Albert van Dalsum is, samenwerkend met een groot acteur als Paul Steenbergen. De stof is dermate fascinerend, dat van Dalsum en Steenbergen er meestentijds in slaagden het stuk iets mee te geven van de bovennatuurlijke huiveringwekkendheid, die de werkelijkheid geweest moet zijn. Dat was de atmosfeer, waarin zich de opvoering afspeelde dank zij tientallen bewonderenswaardige details van plastiek, geluid, toneelbeeld en belichting. Menigmaal ging over dit toneel de adem van het onbenaambare, maar telkenmale bleek deze ook niet uit de tekst te komen, doch uit dat wat enkele grote kunstenaars zich daarbovenuit konden dromen.  ...  Men zal zich altijd de meesterrol herinneren, die Paul Steenbergen als Mozes gespeeld heeft. Een groot-menselijke figuur, donker, bezwerend. dreigend en verlokkend tegelijk. Hij had om zich heen iets van het onaanraakbare van de bezielde mystisch verrukte Mozes, uit wiens voorhoofd, veel later in de geschiedenis, lichtstralen zouden schieten. Nochtans slaagde hij erin op verschillende momenten, Fry's kletspraat ten spijt, een zeer reëel mens te blijven. Zelden is de samenwerking tussen een groot regisseur en een groot toneelspeler zo vruchtbaar gebleken. Men verliet de schouwburg met de vreemde gewaarwording, dat men een ondanks alles fascinerende voorstelling had gezien, niet van Christofer Fry, maar van een Bijbelse idee. Technisch betekent dit, dat het stuk sterk overspeeld is. In aanmerking genomen de niet eens gave rolbezetting, is het een des te overweldigender bewijs van de magische kracht van een toneelopvoering in handen van enkele meesters."

  Terug