Bij de 75ste verjaardag van Eduard Verkade wordt diens portret in de Stadsschouwburg geplaatst, waarbij Van Dalsum, die tien jaar met hem samenwerkte (1919 - 1929), zijn betekenis memoreert.

 

bovenstrijd_t176

V.l.n.r. Van Dalsum, mevrouw Verkade, het portret van Sondaar, Eduard Verkade en de Amsterdamse wethouder van kunstzaken De Roos. Foto Fotopersbureau Lindeman, collectie SvD

 

Mevrouw Verkade-Cartier van Dissel (1978) besluit de biografie van haar man met Van Dalsum's toespraak: "Zoals Van Dalsum later vertelde, had hij op zijn speech 'harder gewerkt, dan op zijn grootste rol'. Het werd dan ook een briljant, bewogen betoog, waar alle toehoorders intens van genoten en Verkade diep ontroerd op antwoordde. Het was de laatste maal, dat hij in het publiek sprak. Deze bijeenkomst vormde een waardig slot van zijn toneelloopbaan, want Albert van Dalsum legde die middag Verkade’s waarde als kunstenaar  met de volgende woorden vast:

 

Nu de beeltenis van Eduard Verkade, vervaardigd door de beeldhouwer Sondaar, in de Stadsschouwburg is geplaatst, lijkt het mij het juiste ogenblik zich te bezinnen op het levenswerk van een toneelkunstenaar, die ondanks de vele waardering, die zijn werk ongetwijfeld gehad heeft, in vele opzichten een omstreden figuur is. Een omstreden figuur betekent dikwijls, dat er een strijd is geweest, die baanbrekend geacht moet worden voor de ontwikkeling van de toneelspeelkunst. Er is waarschijnlijk geen figuur van het Nederlands toneel te noemen, over wie de meningen in vakkringen zo verdeeld zijn geweest en gedeeltelijk nog zijn, en wiens hoedanigheden en bedoelingen zó zijn aangevochten als die van Eduard Verkade. Dat hij met Willem Royaards in één adem genoemd moet worden wanneer men spreekt over de Nederlandse hervormers van het toneel, er zullen er maar weinigen zijn, die dat zouden willen betwisten.

 

Deze twee verschillende waardebepalingen geven te denken. De vernieuwing, in welke tak van kunst ook, hoeft niet noodzakelijk uit te gaan van de vakkundigen. Dikwijls zijn het juist de persoonlijkheden geweest, die, los van een bestaande traditie, nieuwe wegen openden, die de vakkundigen hebben gedwongen, al of niet met tegenzin, deze wegen te bewandelen. Die tegenzin is er ten opzichte van het werk van Verkade ruimschoots geweest, al waren er ook velen, die in zijn werk geloofden. Juist nu de maatstaven, waar de toneelkunst mee wordt gemeten, na de oorlog weer een sterk accent vertonen naar het vakkundige, ik zou haast zeggen uit gebrek aan betere, is het noodzakelijk zich te herinneren wat zijn eigenlijke betekenis voor het toneel geweest is. Niemand zal een figuur als Vincent van Gogh willen missen in de ontwikkeling van de schilderkunst, al zijn er velen geweest, die beweerden, dat hij eigenlijk niet schilderen kon. Zo is er van Eduard Verkade dikwijls gezegd, dat hij eigenlijk niet toneelspelen kon. Het is juist daarom, dat ik eerst iets wil zeggen over de toneelspeler Verkade.

 

De figuren die Verkade op het toneel heeft gezet, waren scherp omlijnd, en als het ware met de etsnaald gegrift. Zij misten daardoor soms de volle kleur, die sommigen zo graag zien, maar zij waren van een wondere scherpte en ontleding. Zij waren vanuit de geest omlijnd. Ik bedoel hier niet mee te zeggen, dat zij met het verstand waren uitgerekend; er is een wezenlijk onderscheid tussen geest en verstand. De geest is als een wijds land, door de wind bewogen, en niet te vergelijken met de dorre optelsom van het verstand. In die betekenis waren zijn gestalten vanuit de geest omlijnd. Daarmee wil ik nog minder zeggen, dat het gevoel er vreemd aan was. Er is ook een schuchterheid van het gevoel, een bijna niet toelaten van het gevoel, die velen als een gemis voelen, maar dat in wezen niet hoeft te zijn. Dan denk ik vooral aan Verkade’s Hamlet. Het benaderen van een figuur als Hamlet is niet anders mogelijk dan vanuit de persoonlijkheid. Er zijn geestelijke werelden rondom de eigenlijke ‘plot’ gebouwd, die een confrontatie met het eigen-ik van de toneelspeler als voorwaarde stellen. Het is een ontmoeting, men moet Hamlet in zichzelf zijn tegengekomen. Een toneelspeler, die deze rol èn in zichzelf aandurft, èn gestalte weet te geven op het toneel, zó overtuigend, dat het begrip Hamlet samenvalt met de naam Verkade, en vooral, die zich jaren lang met deze verbeelding weet te handhaven bij een Nederlands publiek, heeft zich daarmee gerangschikt onder de weinige groten. Ik heb verschillende Hamlets gezien, en het spijt mij dat ik vergelijkingen maken moet, maar zij zijn er nu eenmaal geweest. Ik heb de Hamlet gezien van Moissi, van Laurence Olivier op de film, ik geef toe, geen juiste maatstaf, maar toch wel voldoende om te zien, wat hij met de figuur bedoelde, van de Engelse acteur Clunes in een vertoning, meen ik, van de Young Vic. Zij hebben mijn bewondering voor de Hamlet van Verkade alleen groter gemaakt.

 

Wat was deze Hamlet van Verkade dan eigenlijk? Het is moeilijk het zeer eigene van een toneelspeler in woorden uit te drukken, vooral als zijn werk niet meer is te zien. Het was in de eerste plaats een verbeten gevecht, maar een geestelijk gevecht tegen een wereld, waarvan Shakespeare zegt, dat zij was als ‘een vervuilde tuin, die schoot in ‘t zaad. Grove en geile dingen woek’ren haar vol’. Een wereld, waarvan men voelde, dat hij er lijfelijk in ten onder moest gaan, maar waar hij in de geest aan ontstegen zou zijn bij het laatste ‘De rest is stilte’. Het was een grote innerlijke curve dus, die door geestelijke geladenheid dikwijls de lijn vertoonde van een koortscurve. De magie van het toneel, benaderd door een vlijmscherpe analyse, ook zelf-analyse — een versmading van de retorische effecten der taal, de eenzaamheid van de intellectuele twijfel. Zijn monologen waren geen schoon gesproken wijsgerige overwegingen, het waren even zovele herzamelingen, waarin de mogelijkheden werden afgeteld, die hem overbleven om het gevecht voort te zetten. — Verkade zette, al in zijn eerste opvoeringen, een figuur op de planken, die doelbewust afgerekend had met de versleten schablonen van de zogenaamde ‘jonge rol’ van die tijd, en dus hierin de weg wees, dat er geen ‘emplooien of vakken’ zijn voor een toneelspeler, maar in hoogste instantie mensenlevens in hun worsteling met wereld, dood en leven.

 

Ik gebruik hier het woord ‘magie’ om de toneelspeler Verkade beter te kenschetsen. Het is niet voor niets geweest, dat hij zich voelde aangetrokken tot figuren als ‘de Magiër’ van Chesterton en de tovenaar ‘Paracelsus’ van Schnitzler. Zijn creaties van ‘De duivel’ in het stuk van Molnàr, en zijn ‘Bisschop van Benarus’ in De Dienstknecht in het Huis waren de twee uitersten in deze magische spanningen — Duivel en Christus — beide figuren zó gespeeld, dat men het gevoel kreeg, dat er een gespletenheid van duivel-mens, of in het andere geval, van Christus-mens lijfelijk vorm had gekregen. Wanneer men hierbij bedenkt, dat Verkade een van onze werkelijke societyspelers is geweest, waarvan Nederland er maar weinigen heeft voortgebracht, en ik onder Society ook Shaw en Wilde versta, figuren, die hem zeer na lagen, dan heb ik hiermee het scala getekend van een uiterst belangrijk en groot toneelspeler.

 

Het werk van Verkade als toneelhervormer rijst hier nog boven uit. Het keerde zich vooral tegen romantisme en naturalisme, en was baanbrekend op twee fronten. Enerzijds was het een versobering en vernieuwing van het toneelbeeld, anderzijds een geheel andere wijze van werken met de toneelspelers. Wat het eerste betreft, is het woord toneelbeeld misschien slecht gekozen. Hij verlangde eigenlijk alleen een podium, dat toneelspeler en toeschouwer in één ruimte samenbond, met achter ‘t spel een niet storende achtergrond van ruimte bepalende lijnen en kleuren. Niet meer dus het schilderij van geschilderde coulissen, gevat in een toneellijst. Zoals bij een voetbalmatch iedere toeschouwer ook een voetballer is, zo is bij het meer geestelijke spel van het toneel iedere toeschouwer een toneelspeler, en niets mag de werking van dit wederzijdse spel in de weg staan.

 

Het was een versobering, om de fundamentele waarden van het toneel in de volle aandacht te plaatsen, met daarin als centraal punt de toneelspeler. Wat is het werk van onze bouwmeester Berlage anders geweest dan een versobering, om de monumentaliteit van het bouwwerk opnieuw in zijn fundamentele wetten vorm te geven? Ook elders in Europa werd gevochten voor deze bestrevingen. Gordon Craig in Engeland, Adolf Appia in Zwitserland, beiden hebben met hun werk getuigd, dat de scènische illusie alleen kan bestaan uit de ongestoorde houding van toneelspeler en toeschouwer. Er zijn andere middelen om de toneelspeler te steunen, het licht en de ruimtewerking. Er zijn vele schone voorbeelden te noemen van het werk van Verkade in dit opzicht. Reeds zijn vroegste ensceneringen van Elckerlyc en Lanseloet van Denemarken, zijn Shakespeare-ensceneringen van Hamlet, Romeo en Julia, Macbeth, De Koopman van Venetië, en De Vertraagde Film van Herman Teirlinck. Zijn samenwerking met de architect Wijdeveld, die de toneelbouw deed ontstaan van Gijsbreght, St. Joan van Shaw, Julius Caesar gaven monumentaliteit aan deze versobering.

 

Maar het meest vruchtdragend is het werk van Verkade geweest als toneelleider en regisseur. Hij heeft een grote invloed gehad op een gehele toneelspelersgeneratie. De stijl van zijn opvoeringen ontstond niet uit een afgedwongen eenheid, het was een door overtuiging gewonnen vrije creativiteit van zijn toneelspelers. Hij vroeg van hen geen nabootsing, maar herschepping, niet het zogenaamde ‘in de huid kruipen van een ander’, hij wilde liever, dat men in zijn eigen huid kroop, om de eigen facet van de persoonlijkheid op te zoeken, waarmee men de te spelen rol innerlijk kon benaderen —, daarbij uitgaande van de stelling, dat in één mens vele gestalten leven, die alle wel in één persoonlijkheid berusten, maar verschillende vormen kunnen aannemen. Hij vroeg bewustheid van de toneelspeler, meer dan het zich laten drijven op intuïtie. Een psychologische ontleding als werkmethode, een tasten en bepalen van de achtergronden van het te spelen karakter, een zich telkens nieuw instellen, met vermijding van het routine-sjabloon, waren de fundamenten van voorstellingen, die mijlpalen zijn geweest in de historie van het Nederlandse toneel. Hij was in de volle betekenis van het woord een toneelleider.

 

Hamlets laatste woorden: ‘de rest is stilte’ doen ons beseffen, dat er evenzeer een stilte is gevallen rond het levenswerk van Verkade. Die stilte is doorbroken door het plaatsen van zijn beeltenis in de Stadsschouwburg, een gebaar, een vrij machteloos gebaar, als men denkt aan de bewogen levensarbeid van een zo groot toneelkunstenaar. Maar het is een gebaar van dankbare erkenning. Ik wil aan dit gebaar de dankbaarheid verbinden niet alleen van mijzelf, maar van een toneelspelersgeneratie die zich het vele en goede herinnert dat hij in hen tot stand heeft gebracht, door hun nieuwe wegen te wijzen voor een zuivering en bewustwording van hun kunstenaarschap."

  Terug