"Van Dalsum zoekt geen stukken, maar speurt naar 'iets' in een stuk. Een goed geschreven toneelstuk kan hem als zodanig niet enthousiast maken, maar voor een gebrekkig stuk met 'iets' erin, dat hem pakt, loopt hij warm" (Sterneberg 1978). Gebrekkig is The slaughter of the innocents van de Amerikaanse schrijver William Saroyan volgens de recensenten zeker. Leo Hanekroot vindt het een slap aftreksel van Kafka, dat verwijst naar het McCarthyisme, de communistenjacht in de V.S. in de jaren vijftig (De Tijd, 18 feb. 1957). Mogelijk verwijst het ook naar de Armeense genocide (1915), want Saroyan was van Armeense afkomst. Misschien is het 'iets', dat Van Dalsum in dit zwakke stuk ziet, hem ingegeven door de Hongaarse opstand tegen het Stalinisme (nov. 1956). Drie maanden eerder deed hij mee aan Het souper van de Hongaarse schrijver Molnar (regie Paul Steenbergen), een benefietvoorstelling van de Haagse Comedie voor hulp aan de Hongaren.   

 

"De inhoud van het stuk is kort samen te vatten. Het café-restaurant van Archie Crookshank, gelegen in een dictatoriaal geregeerde republiek, wordt in gebruik genomen als rechtszaal, waar een 'volksgerecht' een aanfluiting blijkt van alles wat met recht iets uitstaande heeft. Opgedreven door een inspecteur-generaal werken rechter, aanklager, verdediger en deurwaarder samen om aan de lopende band de verdachten zonder uitzondering ter dood te veroordelen. Een peloton soldaten staat op het parkeerterrein opgesteld om de vonnissen instantelijk uit te voeren. De kroegbaas, het meisje Rosa en de wonderlijke May Foley wonen dit noodgedwongen bij tot een kind het slachtoffer zal worden. Daarvóór heeft een aantal verdachten door een zot bevel de kans voorbij laten gaan om af te rekenen met de prolurken, die als ledepoppen de doodvonnissen uitvoeren. Het is wel duidelijk, dat Saroyan van zijn liefde voor de medemens heeft willen getuigen en een pleidooi heeft willen houden voor de waarde van het gezin en de rechten van de individuele mens. Maar hij mist de capaciteiten om dit te doen in een vlammend getuigenis en hij dwaalt af in sentimentaliteiten en in eindeloos gepraat.

 

Albert van Dalsum heeft zich in zijn regie er kennelijk toe beijverd om dit zwakke stuk om te bouwen tot een indrukwekkende getuigenis. Dat hij hierin niet slaagde kan noch hem noch de spelers worden verweten. Toch heeft hij bereikt, dat er een toneelspel is ontstaan, dat in wezen niet meer is dan een verhaal in dialoog. Het is Johan Valk geweest, die tot een indrukwekkende rol kwam als de kroegbaas, die met tegenzin en walging de rechtsverkrachting aanziet tot hij uitbarst in verontwaardiging als een kind het slachtoffer zal worden. Annet Nieuwenhuyzen trof mij door haar gevoelig spel als Rosa en Ida Wasserman toonde opnieuw uit welk hout zij gesneden is door de vrij sentimentele May Foley geen vals accent te laten. In kleinere rollen muntten uit Jan Retèl en Cees Laseur als twee der verdachten, Jan van der Linden als een Gestapo-achtige inspecteur en Joris Diels als de automatische rechter. Maar ondanks dit alles en ondanks het monumentale decor van Wim Vesseur en de klankdécors met slagzinnen van Jurriaan Andriessen kon het stuk niet gered worden" (Jan Ubink, Nieuwsblad van het Noorden, 16 maart 1957).

  Terug