De kersentuin van Tsjechow begint met de terugkomst van de adelijke Ljoebov Ranjewskaja naar haar landgoed op het Russische platteland. Het gezelschap daar bestaat uit Ljoebov, haar broer Gajev, haar dochter met gouvernante, haar pleegdochter, de huisvriend en zakenman Lopachin, een  eeuwige student en een aantal bedienden, waaronder de 87jarige Firs. Ze praten over vroeger, geldzaken, liefdesperikelen en een stationschef en iemand van het postkantoor komen buurten. Omdat Ljoebov schulden heeft, dreigt het landgoed onder de hamer te gaan. Lopachin stelt voor om een deel van de gebouwen en de kersentuin te laten slopen, er zomerhuisjes neer te zetten en die te verhuren. Maar Ljoebov weigert, want de kersenboomgaard is haar trots. Tenslotte koopt de zakenman zelf het landgoed. Terwijl men voorgoed vertrekt, is het kappen van de kersenbomen te horen. Maar ze vergeten de oude zieke Firs, die eenzaam mompelend over zijn voorbije leven in het afgesloten huis achterblijft. Zo vergaat het omstreeks 1900 de oude Russische adel met zijn lijfeigenen, die het moet afleggen tegen de nieuwe tijd van de Russische revolutie.

 

boven_strijd_t189

Van links naar rechts Paul Steenbergen als Gajew, Van Dalsum als de oude bediende Firs, Ida Wasserman in haar glansrol Ljoebov Ranjewskaja en Bob de Lange als de zakenman Lopachin. Foto Lemaire en Wennink

 

Tsjechow schijnt De kersentuin als een soort sitcom van het voorbijgaande leven bedoeld te hebben en met die lichte toets regisseert de vermaarde Russische Tsjechow-regisseur Peter Scharoff, leerling van Stanislawski, het stuk (voor Stanislawski zie 1928 Het moderne Russische toneel). De voorstelling en de bezetting, met Ida Wasserman als Ljoebov Ranjewaskaja voorop, wordt als volmaakt beoordeeld. Van Dalsum speelt de kleine, maar moeilijke rol van de oude halfdove, in het verleden levende Firs, die zo'n beetje mopperend heen en weer schuifelt en weinig zegt, "monumentaal", "buitengewoon mooi", "hij toonde weer eens zijn grootheid" enz.

 

boven_strijd_t190

Een van de briefkaarten die Scharoff Van Dalsum vanuit zijn woonplaats Rome stuurt. Collectie SvD

 

Op zijn 71ste jaar bekommert Van Dalsum zich weer om de beginselen van het acteren. Hij vertelt aan Ton Lutz (NRC, 14 nov. 1964):
Die Sjarow zei eens tegen mij, toen ik de knecht speelde in De kersentuin: "Ich sage nichts, nein, ich sehe, Sie haben gute Harmonie zwischen Geist und Herz, zwischen Kopf und Gefühle. Spielen Sie doch!" Ik was heel trots. Wat een vitaliteit, hè, die man is ook al ruim tachtig. ‘t Is zo eigenaardig dat hij steeds begint bij ‘t ABC. Ik dacht eerst: nou moe, dat ben ik al lang vergeten. Ik wist nog niet dat ik het ten onrechte dacht, want wat fout om ‘t ABC te vergeten. Ik realiseerde me weer de elementairste dingen zeg!... Sjarow, zegt Van Dalsum, een grandioos kind, ja net een kind soms. Dalsum, zegt Sjarow, so lieber Mensch. Wie ein Kind.
                                    

  Terug