Verkade gaat weer beginnen! Degenen, voor wie het toneel een brandpunt is van het geestelijk leven van hun tijd, is dit een naam die geluid geeft! Ik wil het hier uitspreken, wat velen niet hebben durven of kunnen doen: Verkade’s heengaan uit Holland had een leegte achtergelaten en niemand heeft deze leegte kunnen vullen. ─ Het dor toneelseizoen, dat wij achter de rug hebben, zó dat velen zich van deze ‘Wachsfigurencabinette’ hebben afgewend en uit de schouwburg wegblijven, is er wel het beste bewijs van...

 

Onder de velen die over toneel schrijven en er over praten, zijn er die wel eens graag du haut de leur grandeur in Verkade de man met goede smaak willen erkennen: beschaafde stijl van spelen, rustige, smaakvolle decors, waarbij vooral een overdreven nadruk gelegd wordt op zijn decoratieve kwaliteiten. Zij zouden hem wel graag in dit decoratieve-beschavingshoekje willen opbergen. Zodoende trachten zij de aandacht van zijn werkelijke waarde af te leiden, die geheel ergens anders ligt en wel hier: Verkade heeft het toneelspel leren begrijpen als spel van ver-beelding en niet meer van af-beelding; hij heeft onderscheid leren maken tussen innerlijke beelding en uiterlijke virtuositeit. Hij heeft het toneel begrepen als een factor in het geestelijk leven van onze dagen en het ontworsteld aan het naturalisme en de fotografische nabootsing der engere realiteit.

 

De toeschouwer, ook de ernstige toeschouwer, gaat nu eenmaal niet naar de schouwburg om daar die engere realiteit te zien, hij verlangt bij de kleine misère-tjes, die hij in het leven ondervindt, daaraan niet nog eens de kleine nabootsing van die kleine misère-tjes toegevoegd te zien. Want wat hij daar verlangt, is niet het treurige maar het tragische. Hij wil zijn leven zien opgeheven uit het toevallige en tijdelijke, de raadsels zien, die zwijgend en onafwendbaar achter elk mensenleven staan.

 

Een toneelleider, die niet meer naar uiterlijke vaardigheid vraagt, maar naar nieuwe uitbeeldingsmogelijkheden zoekt voor een geestelijke inhoud, zal natuurlijk tegenover zich vinden allen, die in technische volkomenheid het criterium van kunst zien. Hij zal tegen hen stelling moeten nemen, omdat techniek voor hem middel is en geen doel.


Eerst in de creatie wordt het technisch middel levend; vóór die tijd is het dood. Door de herinnering aan tradities wordt de kunstenaar meer geremd dan geholpen, ze is belemmering voor zijn scheppingsdrang en waar techniek de uit te beelden inhoud overwoekert, kan zij hoogstens verbazen als een goocheltoer. Een oorspronkelijk talent zal zijn eigen techniek zoeken. Het eerste, wat men een kunstenaar die nieuwe wegen gaat, tegemoet voert, is dat hij geen vakman is. - Zo hebben schilders verklaard, dat Van Gogh geen schilder was, dat hij niet schilderen kòn, maar later gretig zijn technische resultaten overgenomen (natuurlijk zonder de geestelijke zin ervan te verstaan). Zo zeggen de musici dat de muziek van Arnold Schönberg geen muziek is, omdat hij niet beantwoordt aan de technische middelen, waarin zij zich, zonder eigen vinding, maar navolgend wat anderen voor hen deden, uitdrukten. ─ En zo hebben critici en toneelspelers beweerd dat Eduard Verkade niet kon toneelspelen, ook al omdat hij als allen, die zich tegenover het vieux jeu stellen, in zijn uitdrukkingsmiddelen primitief en vereenvoudigd moest zijn.

 

In de architectuur moest Berlage terugkeren tot het constructief-ware om een nieuwe schoonheid te verwerven. Zo vereenvoudigde Verkade in zijn eerste voorstellingen het spel tot enkele zinrijke en schone gebaren en verving hij het barok-decor door een sobere en neutrale decor-achtergrond. Het is in dit verband niet zonder betekenis, dat Verkade de ‘Elckerlijc’ en de ‘Lanseloet ende Sanderijn’ voor zijn eerste opvoeringen uitkoos, want bij een rijkdom van geestelijke inhoud, welk een eenvoud van techniek bij deze abele spelen. Het contact met deze middeleeuwse kunst ligt ook in ons opnieuw ontwaakt religieus gevoel. En er mag hier op gewezen worden, dat Verkade de eerste is geweest, die van dat opnieuw ontwaakt religieus gevoel heeft getuigd. Toch versta men mij niet verkeerd! Want hoe voelen we de atmosfeer in deze stukken als een verloren paradijs, waar wij nooit weer in zullen terugkeren, en het mag tegelijkertijd onze trots zijn, dat wij er nooit in zullen terugkeren... Uit de druk van een grove en materiële maatschappij stijgt zo nu en dan, individueel, een kreet van bevrijding op, een verlangen naar eenheid, uit de wirwar van meningen. Dit is het religieus gevoel van onze tijd, en niet zoals in de Middeleeuwen het rustig uitspreken van het geloof van héél een volk, dat achter de kunstenaar stond. Welk een afstand inderdaad tussen een ‘l’Annonce faite Marie’ van Claudel en een ‘Lanseloet ende Sanderijn’, afstand, die niet te overbruggen is. — ‘In unserer Seele ist ein Sprung und sie klingt, wenn man es erreicht sie zu berühren, wie eine kostbare in den Tiefen der Erde wiedergefundene Vase, die einen Sprung hat.’ 1

 

Eduard Verkade is een modern toneelkunstenaar en dus religieus en twijfelend tegelijkertijd, vandaar zijn voorliefde voor de pijnlijk-analyserende Schnitzler en een conflict als ‘Professor Bernhardi’, conflict tussen wetenschap en religie, waarvoor Schnitzler’s stuk geen oplossing geeft. Deze twee werelden (wetenschap en religie) worden door hun innerljk-eeuwige vijandschap in de strijd gevoerd, een strijd die tegelijkertijd hun innerlijke verwantschap doet voelen. Daarom geloof ik, dat een toekomstige tijd een stuk als ‘Professor Bernhardi’ meer religieus zal vinden dan een ‘Dienstknecht in het huis’, waar abstractie te veel geleid heeft tot formalisme en zo de innerlijke realiteit verloren is gegaan. 2

 

Dit zielsconflict van de moderne mens, Verkade is een van de weinigen geweest, die dit hebben uitgesproken, in zijn Marchbanks (‘Candida’), in vele andere rollen, maar bovenal in zijn Hamlet. In zijn Hamlet representeert hij het jagen en zoeken van onze menselijke geest en onze menselijke twijfel. Ik hoop dat Verkade zich de volgende jaren zal kunnen uitspreken, zoals hij dit wenst; zal kunnen zijn, wat Hamlet van de toneelspelers zegt: ‘het kort begrip en de kroniek des tijds’. 3

 

  1. Citaat uit Über das Geistige in der Kunst van Kandinsky.
  2. Van Dalsum speelde in 1919 bij de KVHNT onder regie van Verkade in De Dienstknecht in het huis, Professor Bernhardi en Hamlet.
  3. Eduard Verkade, Het Masker, september 1921.
 

Na zijn echtscheiding (1919) en de toneelstaking (1920) vertrok Verkade naar Engeland om daar zijn carrière voort te zetten. Hij slaagt daar niet in, keert terug naar Nederland en begint na een moeizame overwinning op Cor van der Lugt Melsert als vaste bespeler van de koninklijke schouwburg in Den Haag. Men vindt men hem sterk als artistiek leider en regisseur, maar zwak als acteur en zakelijk leider. In zijn nadeel is ook, dat hij geen gezelschap meer heeft. Van der Lugt heeft dat wel (het Hofstadtoneel), maar wat voor hem pleit, zijn zakelijke instelling, pleit nog meer tegen hem, want men vreest dat hij het commerciële teveel laat prevaleren boven het artistieke. Verkade wordt het uiteindelijk, omdat hij kan aantonen over f 50.000 te beschikken om een gezelschap te formeren en instemt met de voorwaarden, dat hij niet teveel society-stukken brengt, als acteur op de achtergrond blijft en zich laat begeleiden door een commissie van advies en een tweede man. Niet alleen dus omdat hij liever met betrekkelijk onervaren acteurs werkt, die hij nog kan vormen, maar ook om de kosten te drukken, engageert hij voor zijn 'Haghespelers' zeer jonge acteurs 4, die veelbelovend zijn, want hij heeft een goede neus voor jong talent. De regisseur Stellwagen wordt zijn tweede man. Van Dalsum is in die ploeg een van de acteurs die al naam gemaakt heeft.

 

Verkade 

Eduard Verkade in 1920

 

Van karakter zijn Verkade en Van Dalsum elkaars tegenpolen. Verkade is van het type Engelse gentleman: analytisch, introvert, gereserveerd en tactisch. Van Dalsum is intuïtief, extravert, emotioneel en onverbloemd. Daardoor vullen ze elkaar aan en is hun samenwerking zo vruchtbaar. Later komt hun relatie door die tegenstellingen onder druk te staan, ook omdat ze een andere visie hebben op de functie van het toneel. Maar verder zijn de toneelopvattingen van Van Dalsum in Kunst is levensbesef en die van Verkade in de brochure Aantekeningen over toneelkunst een half jaar later, beiden gepubliceerd in Tooneelleven 1916, sterk verwant. H. Wanting vat de inhoud van die brochure samen 5:

 

"Verkade betuigt zijn ontevredenheid over moderne toneelkunst — het woord 'modern' hier genomen als tegenstelling van middeleeuws en antiek. Hij vindt deze kunst ongeestelijk, slechts amusement en verstrooiing brengend. [...] Het moderne toneel geeft 'n schilderij zonder achtergrond; mensen, los van elke onzienlijke [geestelijke] gebondenheid, tegenover elkaar. Het is dus ijdel en onbetekenend. Vroeger was dat anders en beter. Toen stonden de mensen, ook op het toneel, tegenover God, machten van Goed en Kwaad, Noodlot, die wijding, verheffing, diepe betekenis gaven ook aan het kleinste menselijke gebeuren; toen was het een spel van Geloof, meegeleefd door gelovigen en de meest simpele middeleeuwse moraliteit [middeleeuws toneel voor het gewone volk met personages die deugden en ondeugden verbeelden] staat hoger, geeft betekenisvoller kunst dan het moderne naturalistische toneelstuk, hoe pijnlijk natuurgetrouw ook. Sedert Reformatie, Renaissance en moderne wetenschap is onze toneelkunst ontaard in bodemloos subjectivisme en geestloos naturalisme. [...] De theaterleider dus, die het toneel weer tot oude waardigheid en betekenis wil doen herleven, breke met dit modern naturalistisch gedoe, waarin het 'algemeen-menselijke' niet wordt getoond, maar ondergaat in het onbetekend-bijzondere, en geve weer 'geestelijke' kunst, mystiek, werken van grote denkers."

 

Onder dat 'algemeen menselijke' verstaat Verkade dus wat in  middeleeuwse moraliteiten als Elckerlijc aan de orde komt: ons gedrag, dat afgemeten aan van God gegeven of wereldse maatstaven, goed of slecht is. Bijvoorbeeld 'Hebzucht is de wortel van alle kwaad'. Verkade's 'geestelijk toneel' wil zichtbaar maken waarom mensen doen wat ze doen: de drijfveren, emoties, gedachten, het karakter, de menselijke psyche, kortom de verbeelding van de verborgen innerlijke motieven achter dat uiterlijke gedrag.

 

Dat doet hij door het gewone dagelijkse, een psychologische betekenis te geven. En hij dicteert zijn regie niet, zoals Royaards, maar geeft vanuit een grondige tekstanalyse de essentie aan met richtlijnen en grenzen, en laat zijn acteurs het karakter van een rol in zichzelf zoeken. Van Dalsum vertelt over zijn interactieve regie-methode:

 

Verkade wou van je weten en zien wat je als gedachtenwereld meebracht, wanneer je die rol nadert. En waarom je dit zo deed en dat zo. Hij vroeg van een acteur geen nabootsing, maar herschepping. Hij gaf je een geestelijk schema. Hij zei dikwijls dingen die voor mensen die niet uit het vak kwamen, heel vreemd waren: ‘Mijnheer u moet begrijpen dat die deur wel openstaat in die zin, dat ze eigenlijk dicht is.’ Je moest begrijpen, dat de ontvangst in die kamer niet welgemeend was, dat je dus zeer verschilde van de mensen die je binnen aantrof. En zo had hij een soort jargon, waarmee hij psychische dingen aanduidde. Ik heb die beperking die Verkade me oplei, zeer geapprecieerd, ik had die beperking nodig. Met beperkte middelen iets tot uitdrukking te brengen, ook in het woord, niet te veel nadruk op het verzengedeelte onder andere, maar meer op de inhoud, op de psychologische inhoud.

 

Verkade 

Verkade's schetsen van zijn sobere functionele decor's. De ontwerpen voor Hamlet zijn van H. Th. Wijdeveld.

 

Omdat ieder uiterlijk vertoon haaks staat op de sfeer van het innerlijke, dat hij wil verbeelden, versobert Verkade volgens de principes van zijn Engelse vriend en voorbeeld Gordon Craig de acteurs, de speelruimte en de decors tot een functionele eenheid:

 

Hij bereikte dit in zijn enscèneringen, in zijn versobering. Hij zou gelukkig zijn geweest alleen met een plateau, zonder meer. Verkade verlangde eigenlijk een podium dat toneelspeler en publiek in een ruimte plaatste met achter het spel een niet-storende achtergrond van ruimte-bepalende lijn en kleur. Niet het schilderij van geschilderde coulissen meer, gevat in een toneellijst. Het was een versobering om de fundamentele waarden van het toneel in de volle aandacht te plaatsen, met daarin als centraal punt de toneelspeler.


  1. Verkade slaagde er in een veelbelovende jonge groep bijeen te brengen, waarvan de gemiddelde leeftijd nog geen dertig jaar bedraagt. Opvallend is het grote aantal toekomstige toneelleiders dat geëngageerd wordt. Verkade trok niet alleen talenten, maar speciaal persoonlijkheden aan. Onder zijn leiding krijgen deze stuk voor stuk de kans, naar hun eigen aard uit te groeien. Naast vertrouwde krachten als Albert van Dalsum, Eugène Gilhuys, Paul de Groot, Herman Kloppers, Tilly Lus, Else Mauhs en Cor Ruys, verbond hij jonge spelers als Frits van Dijk, Hans van Meerten en Johan de Meester Jr. aan zijn groep" (Verkade-Cartier van Dissel 1978). Verder Ben Groeneveld, Willy Haak, Louise Kooiman en Nel Stants, die van de toneelschool komen en tenslotte Cees Laseur, die helemaal nog geen opleiding heeft. Op Gilhuys en Kloppers na worden alle genoemde heren later toneelleider. Verkade is zelf 41 jaar.
  2. Toneelkunst. Naar aanleiding van Ed. Verkade's "Aantekeningen over tooneelkunst" door H. Wanting, Haarlem, 1916.
  Terug