Van Dalsum begon te schilderen in 1911 (zie 1911, TBC). Hij heeft geen schildersopleiding, maar is ook niet helemaal autodidact, want hij leert volgens eigen zeggen veel van zijn vrienden de acteur en schilder Eugène Gilhuys en de Bergense School schilder Frans Huysmans. In 1922 exposeert hij voor het eerst zijn schilderijen in De Vuurslag in Scheveningen. De lovende kritieken spreken van landschappen en stillevens die teer zijn als gedichten, maar ook van expressionistische schilderijen. Volgens Het Vaderland van 9 dec. 1922 verkoopt hij er vier: nr. 7 Bloeiende Geranium, nr. 21 Kerkhof, nr. 24. Bloemfragment en nr. 25 Het masker. Nr. 25 zou een masker van Hildo Krop voor Vrouwe Emer (1922) kunnen zijn, zijn eerste expressionistische voorstelling dit zelfde jaar, waaraan ook Frans Huysmans meewerkte. Waar deze schilderijen gebleven zijn en wat hij verder exposeerde is onbekend. Daarom tonen we hier een paar anderen uit omstreeks 1920.

 

t139

Boerderij met bomenlaantje, afgebeeld op het internet

 

De schilder en kunstcriticus Just Havelaar schrijft in Het Vaderland van 2 dec. 1922: "Hij is als schilder dilettant, daar hij de vorm niet voldoende beheerst, maar ten slotte is dit onhandige werk mij liever dan veel schilderijen, die meer routine dan aandrang, meer vlijt dan ziel vertonen. Want de aandrang is er. Men voelt, dat 't schilderen v. Dalsum een behoefte, een diepe vreugd is, een daad van innerlijke bevrijding. Dit werk is niet 't resultaat van een dwaze ambitie: het is eenvoudig, het is vanzelf, het heeft iets noodzakelijks. De aandrang is er en ook de ziel; er zijn landschappen bij in een eigenaardig licht, in een diepe, stille toon, landschappen welke de visies zijn van een mens die fijn voelt, die een bijzonder en dromerig binnenleven leeft. Er zijn werkjes bij, die als heel tere en intensieve gedichtjes aandoen; er zijn werken van suggestieve kracht. Zo groot is soms de suggestie, dat men de vele zwakheden niet telt."

 

De NRC (28-11-1922) is het daarmee eens: "Zijn schildermanier is als van vele jongeren: volkomen expressionistisch. Hij gaat niet zover, dat een menselijk gelaat groen moet zijn, zelfs zijn de geraniums die hij schildert, inderdaad rood, doch zijn landschappen hebben kleuren, waarin men toch niet altijd de natuur zou herkennen. Het kleine schilderij met het slaghek, een punt midden in het land, waar de treinen langs vliegen, openbaart misschien wel een duidelijk schildertalent; misschien ware het beter nog te zeggen: een duidelijk schildersgevoel".

 

t140-1

Expressionistisch zelfportret, coll. Theater Instituut Nederland, foto SvD

 

Dit schilderij moet uit ca. 1919 zijn. Op de linkerfoto hieronder uit 1916 in een nummer van het tijdschrift Op de hoogte uit 1917 is hij wel kalend, maar heeft hij nog het dikke haar zoals op dit zelfportret. Op de rechterfoto van Henri Berssenbrugge uit 1922 is zijn haar al uitgedund. Ongeveer vijf jaar later is hij boven op zijn hoofd helemaal kaal.

 

t140-2

Links Van Dalsum in 1916, rechts in 1922

 

Op de achterkant van dit zelfportret staat Tuin met schommel, dat uit dezelfde tijd moet zijn. Het huis op de achtergrond lijkt op een Noord-Hollandse stolpboerderij, wat doet vermoeden dat hij toen al in zijn vakanties schilderde in Groet en omgeving (zie 1939).

 

t140-3

Tuin met schommel, collectie TIN, foto SvD

 

In 1924 exposeert hij nogmaals in Den Haag met schilderende acteurs.
Over deze groepstentoonstelling schrijft Het Vaderland van 28 juni 1924: "Hedenmiddag om drie uur is onder grote belangstelling in de Koninklijke Bazar een expositie geopend van werk van schilderende toneelspelers. Het is ernstig werk, dat van kunnen getuigt. Men vindt hier grote doeken van Van Dalsum en Gilhuys, kostuumstudies voor het Gronings lustrum van Joh. de Meester Jr., decorontwerpen van Herman Kloppers en schilderijen van Lucas Wensing, Jack Hamel en Louis Saalborn.

 

t140

Huizen onder bomen, ca. 1920, collectie, foto en titel Renée Smithuis. Van Dalsum vertelde zijn vriendin Sara Heyblom dikwijls over schilderen in de natuur (zie 1918) en gaf haar een aantal schilderijen, waarvan dit er waarschijnlijk een is.

 

In dezelfde krant vindt Just Havelaar (7 juli 1924) het werk helemaal niet getuigen van kunnen: "De kwasie modernistische impressies van deze toneelspelers tonen slechts aan, hoe gemakkelijk die moderne flair is aan te leren. Zij doen ons geloven, dat de moderne kunst slechts een truc is. Wie niets kan en er maar op los schildert, 'synthetisch' natuurlijk, is 'modern'. ... Ik wil, om rechtvaardig te zijn, een uitzondering maken voor van Dalsum's proeven. Wij kenden zijn werk reeds. Van Dalsum is verreweg de meest intuïtief-scheppende van deze schilderende acteurs. Hij heeft een eigen kleurgevoel, een eigen visie die werkelijk 'modern'  is, die hij niet nakeek van anderen; v. Dalsum had ongetwijfeld een goed schilder kunnen worden, indien hij niet een voortreffelijk acteur was. Overigens is zijn werk nog niet anders dan een belofte, een belofte die wel belofte blijven zal."
Maar een recensent in De Telegraaf (2 sept. 1924) schrijft: "Waarin schuilt de reden van het verwijt van dilettantisme? Is het, omdat deze schilders hun brood niet met schilderen verdienen? Och arme, hoeveel schilders doen dat wèl? Of omdat zij op àndere wijze in hun onderhoud voorzien? Dan moet men het werk van Vondel, die immers in kousen deed, óók dilettantisme noemen".

 

t138

Stilleven met rode bloemen en speelgoedvogel, collectie en foto Renée Smithuis

 

  Terug