De Tijd schrijft 3 dec. 1949: "Albert van Dalsum zal op Nieuwjaar Vondels 'Gijsbreght' in een nieuwe enscenering en volgens een nieuwe opvatting regisseren. De rol van 'Gijsbreght van Aemstel' wordt ditmaal vervuld door Johan Schmitz. Dit besluit van Van Dalsum is op korte termijn genomen. Ten tijde van zijn jubileum, toen er geruchten gingen over een 'nieuwe' Gijsbreght, deelde hij ons nog mee, dat er voor hem  geen aanleiding bestond zijn opvattingen inzake de Gijsbreght te herzien".

 

kinglear_t132b

Elise Hoomans en Johan Schmitz als de nieuwe Badeloch en Gijsbreght. Foto Maria Austria

 

Van Dalsum's middeleeuws-religieuze opvatting van de Gijsbreght van Aemstel (een strijd tussen de goddelijke en menselijke wil, zie 1949 Misverstand rondom de Gijsbreght) is nog steeds hetzelfde, maar hij moet plotseling beseft hebben dat er een naoorlogse generatie opgestaan, die iets nieuws verlangt en het roer wil overnemen. Als de zaken er zo voor staan, kijkt hij nooit achterom, maar aanvaardt, i.t.t. Defresne, de consequentie: er moet een baken verzet worden. Hij komt de jongeren tegemoet met een meer wereldse Gijsbreght ─ de stedelijke en nationale tragedie, die de val van Amsterdam veroorzaakt ─ en doet voorgoed afstand van de hoofdrol, die hij aan Johan Schmitz laat. Naast Elise Hoomans als Badeloch krijgen ook de jonge acteurs Cas Baas, Jenny van Maerlant, Liane Saalborn en Rob de Vries een rol toebedeeld. Ik heb dit mede gedaan om de Gijsbrecht-traditie van lieverlede in handen van het komende toneelspelersgeslacht te doen overgaan.

 

kinglear_t132c

Hij zoekt voor deze geheel nieuwe Gijsbreght "aanknopingspunten bij de late renaissance, de barok en het Hollands classicisme" en ontwerpt in die stijl ook nieuwe decors en kostuums. Pastel, collectie en foto Theater Instituut Nederland (TIN)

 

Rein Blijstra (Het Vrije Volk, 2 jan. 1950): "Het was niet de ondergang van deze ene zo geliefde stad Amsterdam, doch de ondergang van elke stad waar dan ook ter wereld, die door een vijandige macht veroverd, aan de vernietiging is prijsgegeven ... Wij kunnen zonder voorbehoud bewondering hebben voor een kunstenaar als Van Dalsum, die tegen zijn overtuiging in nochtans intuïtief op zo juiste wijze een andere opvatting voor ons kon doen leven".

 

kinglear_t132d

Decorschets, potlood en inkt, coll. TIN, foto SvD

 

De critici memoreren nadrukkelijk met groot respect Van Dalsum's eerdere Gijsbreghts en vinden dat de jonge acteurs in vergelijking met de oudere (Fiolet, Van Gasteren, Marie Hamel, Huf, Jacqueline Royaards, Saalborn, Snoek en Van Dalsum als Broer Peter) nog wel wat te leren hebben, maar vinden deze voorstelling, die "een straffer tempo en meer contour heeft" (Carmiggelt, Het Parool 2 jan. 1950), toch levendiger (Van Domburg, De Tijd 2 jan. 1950) en verfrissend. Jan Spierdijk (De Telegraaf 2 jan. 1950) schrijft enthousiast: "De Gijsbreght heeft een verjongingskuur ondergaan, en is er vuriger, heroïscher en grootser uit te voorschijn gekomen".

 

kingglear_t132e

"Een suggestief decor met enkele achtergronden, waarvan het panorama van Amsterdam vaak op treffende wijze de handeling ondersteunt" (Van Domburg). In rechter gedeelte van de zuilenpoort wordt de ophaalbrug van Gijsbreght's burcht gemonteerd. Decorschets in potlood en inkt, coll. TIN, foto SvD

 

"Daar Van Dalsum meent, dat bij zo’n [nieuwe] aanpak ook de reien een meer individuele vertolking behoeven, waren we (en dat leek mij een winst) deze keer verlost van de vroeger zo bijzonder kwellende dein-stoeten, die bij iedere rei kwamen aangeschreden" (Carmiggelt). "Voor de opvatting van de reien al onze bewondering. Eén figuur vóór het doek en dan dat doek even opgetrokken. Niet de irriterende, ritmische bewegende dames, die wij zo vaak van Van Dalsum zagen" (Spierdijk).

 

kingglear_t132f

Decorschets, potlood en inkt, coll. TIN, foto SvD

 

Hoewel hij zelf vond dat het stuk van Vondel ongeschikt was voor kinderen (1949 Misverstand rondom de Gijsbreght), mocht ik (SvD, bijna 7 jaar) van mijn vader bij deze Gijsbreght voor het eerst mee naar de Stadschouwburg. Het theater, de uitverkochte zaal met al die chic aangeklede mensen, de lichtjes, het rode pluche, de balkons en de mensen die mijn moeder gedag kwamen zeggen, maakten een betoverende indruk op me. Het geroezemoes voor het doek opging, de spanning toen de lichten langzaam doofden en ik het decor zag waar ik mijn ogen niet van af kon houden. Maar omdat hij me had verteld, dat er een brand zou uitbreken, was ik enorm teleurgesteld toen er alleen een rood lampje ging branden. Nee, dan die twee gedichten van Vondel die hij me leerde. Die gingen er wel in als koek. Vondel moest een keer ontzettend nodig. Hij stormde een bakkerij binnen en riep:


Meid wijs me je kakhuis
of ik schijt in je bakhuis

 

Een andere keer was hij te eten uitgenodigd bij een dominee, die op het eiland Wieringen woonde. Toen de meid met een schotel spieringen aankwam, riep dominee: "Alweer spieringen? Ik eet zo langzamerhand nog liever stront!" Waarop Vondel dichtte:

 

De dominee van Wieringen
eet liever stront dan spieringen,
maar ik zweer bij mijn mallemoerse kont,
ik eet liever spieringen dan stront

 

  Terug