Ph.A.E.A. (vertaling en bewerking Defresne, regie Van Dalsum) is 'Levend toneel van deze tijd' in optima forma. Er is van alles te zien en te horen, het is spannend, het heeft vaart, het is cabaret, film en toneel, het is perfect geregiseerd en georchestreerd totaaltheater, het gaat over de grote dingen van het leven en over de kleine, het heeft tragiek en humor, het is emotioneel, het is een illusie die werkelijkheid wordt, het is zo overweldigend, dat het publiek tijdens de voorstelling in ovaties uitbarst en de critici superlatieven tekort komen. "Een voorstelling, gelijk eigenlijk alle voorstellingen, die Van Dalsum de laatste vijf of zes jaren heeft gegeven en die ieder op zichzelf een gebeurtenis vormen, een prestatie, die opweegt tegen het beste wat er op dit gebied in het buitenland wordt gegeven." De conclusie is, dat het ATV met kop en schouders boven de rest uitsteekt en het enige gezelschap is dat in de Amsterdamse Stadsschouwburg thuishoort. 1 De auteur Fritz von Unruh geeft per brief te kennen dat hij naar Nederland komt om de voorstelling zelf te zien.

 

t56b

Van Dalsum als de filmmagnaat Samuel Morris: "Van Dalsum speelde Samuel Morris volkomen Amerikaans, met hevige spanning en in een meeslepend tempo, onberekenbaar en snel in zijn beslissingen, doch als demonisch bezeten door zijn jacht op het leven" (Plekker 1983, foto Kurt Kahle)

 

Ph.A.E.A. staat voor Photografisch Accoustisch Experimenteel Atelier, een filmbedrijf, waarvan Samuel Morris directeur is. "Wij zijn in een modern cabaret, waar een chansonnière (Nell Knoop) op het toneel Duitse liedjes voordraagt, de conferencier zingt en danst — Cruys Voorbergh kreeg er een open doekje voor— en een mulattin (Do Hoogland 2) zelfs een buikdans à la Josephine Baker uitvoert. In dat cabaret bereiden vier nationalisten een veemmoord voor op een pacifistisch ‘verrader’ en we zijn juist genaderd tot de moord in een chambre séparée en op het punt ons te verbazen over zo sensationeel en melodramatisch toneel bij een gezelschap als dat van Van Dalsum en Defresne, als een der zijwanden wordt weggeschoven en de filmoperateur met de regisseur (Jules Verstraete) aan het hoofd, hun toestellen het cabaret binnenrollen en het ons duidelijk wordt, dat wij hier enkel met een filmrepetitie in een atelier te doen hadden" (Schuil, Haarlems Dagblad 12 dec. 1933).

 

t56c

Von Unruh schreef het stuk ten tijde van de eerste geluidsfilms: Nell Knoop als de filmster Mia Morella met Jules Verstraete als de platvloerse filmregisseur Süsmilch

 

De voorstelling is ook buitengewoon actueel. Nadat zijn boeken dit jaar door de nazi's in Berlijn werden verbrand bij de Boekverbranding (10 mei 1933), is de schrijver Frits von Unruh uit Hitler-Duitsland naar Italië gevlucht. Hij stamt net als Adam Uhle, de hoofdpersoon van het stuk, uit de oude Pruisische adel, vocht in WOI en kwam gewond en pacifistisch uit de oorlog: "Een uit de oorlog teruggekeerde officier en pacifist wil de uitvinding van de sprekende film gebruiken om zich door middel van het woord tot millioenen mensen te richten. Daarvoor schrijft hij een scenario. Het wordt aangenomen. De dichter mag zijn hoofdrol spelen, omdat de filmindustrie alles zo 'echt' mogelijk wil, ook een echte Russische prins als prins en echte Oud-Pruisische officieren als officieren in een cabaret engageert, en liefst de echte liefde tussen de dichter en de kleine prostituee Toni, een misbruikt meisje met een eenvoudig hart. De filmregisseur neemt dus alles, wat hij van het leven krijgen kan. Maar de rede, waarom het de dichter te doen is, die schrapt hij. Of liever, hier tricheert [vals spelen] hij. Want op het ogenblik dat de schrijver zijn rede houdt, zijn er [in de bewerking van Defresne] geen films in de trommels en zijn alle microfoons uitgeschakeld. Zo staat de dichter dus in het blinde weg te oreren. Het is erger dan een windmolen-gevecht: hij heeft er zelfs zijn eigen liefde voor gespeeld."

 

t56d

Middenvoor op het draaitoneel Jo Sternheim als Adam Uhle, Jules Verstraete als de filmregisseur Süsmilch en Marie van Warmelo. Vooraan rechts Georgette Hagedoorn als de prostituée Toni met Carpentier Alting als een van de Pruisische officieren. Uiterst rechts de band van Harry Wellmon and his Jazz-Pickers. Het decor is van Louis Richter. Foto Verenigde Fotobureaux

 

"Bij de opening, in het cabaret, schijnt het stuk een stuk te zijn, bittere ernst. Totdat plotseling de stem van de dondergod, de grote producer, boven het toneel weerklinkt en op het hoogtepunt van de scène de lichten aangaan en de filmwagens binnen gerold worden. Dat is een fantastisch dooreenmengen van werkelijkheid en schijn, die steeds weer verrast en de toeschouwer in een voortdurende spanning houdt, of wat hij ziet nu echt leven of film-schijnleven is. En hij vergeet volkomen — zo sterk wordt de illusie — dat wat hij ziet überhaupt maar het schijnleven is van het toneel.
Morris, de producer, schrapt dus de rede. Hij is alleen in het leven zelf geïnteresseerd en hij is in zijn wanhopig zoeken naar het leven, dat hij brengen wil, maar niet vinden kan, het echte en waarachtige leven, minstens even tragisch als de andere. Als hij de kleine prostituee, die in plaats van de uitgespeelde prul-tragédienne de hoofdrol zal spelen — een echte rol, maar die opgenomen wordt — doorgrond heeft, spreekt hij deze woorden van iemand, die op zijn beurt op zoek is naar de waarheid: Die leeft, die weet het niet, en die het weet, die leeft niet."

 

t56e

Georgette Hagedoorn als de prostituée Toni Bonn met Van Dalsum als Samuel Morris. "Het hoogtepunt was voorzeker het tweede bedrijf; de uitmuntende en precies gespeelde scène van Van Dalsum en Georgette Hagedoorn, die, hoewel het een soort filmexamen betrof, door haar contrast van nuchter onderzoek en onbevangen natuurlijkheid, aan een doktersspreekuur deed denken, kreeg een verdiend open doekje (Ter Braak, Het Vaderland 13 dec. 1933; foto Kurt Kahle)

 

"De film-directeur gebruikt dus ieders persoonlijkheid en ieders persoonlijk ziele-leven om daaruit een film samen te stellen. Uhle, de schrijver-idealist, is verliefd geworden op het meisje van de straat, Toni. Morris ziet kans om nu eens een echte— geen gespeelde — liefde te filmen en dwingt van Uhle de toestemming af, hem ongeweten — te filmen tijdens een liefdesscène tussen hem en het meisje. In ruil daarvoor: de grote rede. Als dit echter in het atelier bekend wordt, verzamelen zich alle persoonlijke en politieke krachten om dat te beletten. Met het resultaat, dat de film-directeur gedwongen wordt, Uhle op te nemen met 'blinde' apparaten en 'dove' microfoons.
Voor zijn idealen heeft Uhle zijn echte liefde verkocht — hij heeft haar 'verspeeld'. En zijn idealen zijn uitgeschakeld in het belang van de film-maatschappij. Het slot — en de moraal — culmineert in de vraag, door de danser Kra aan Morris gesteld: Houdt u het niet voor mogelijk, dat God de wereld de laatste twintig jaar ook 'blind' gedraaid heeft?"

Die laatste twintig jaar zijn de jaren vanaf het begin van WOI. Van Dalsum in een interview met Filmliga: Heel de verwarring van de naoorlogse tijd in Duitsland leidt tot geen andere uitweg om van het leven dan maar een een film te maken.  [Het standpunt van Morris is] het summum van onzedelijkheid. ... Geeft film een narcose voor onze uitelkaar getrokken en verwarde zielen en onze chaotische levens? Ik twijfel er geen ogenblik aan, dat deze narcose nu eenmaal noodzakelijk en onvermijdelijk is, gezien de ontredderde toestand, waarin wij allen leven en leven moeten. Alleen reeds het feit, dat vrijwel de hele Amerikaanse filmproduktie is aangewezen op het zielige 'happy end' (want wij mogen vooral niet als kinderen op een donkere zolder achtergelaten worden, anders krijgen wij het op onze zenuwen), betekent een bedenkelijk symptoom ... De 'happy end'  is een bewijs hoe bang wij voor het leven zijn en hoe weinig raad wij ermee weten.

 

  1. De voorstelling kwam onder buitengewone moeilijke fysieke en financiële omstandigheden tot stand. Defresne: "Eindelijk kunnen we weer met een première komen. Het heeft lang geduurd, maar geen wonder. Van September af, tot precies Sinterklaasavond toe, heeft het gros van onze mensen geen avond vrij gehad. Maar dan ook geen enkele. Iedere dag op reis - behalve dan in de dagen in Amsterdam. 's Avonds meestal met autobussen terug, soms honderden kilometers. Om twee drie uur thuis. Dan de volgende dag een paar uur repeteren, want al vroeg in de middag staat de bus weer klaar. Is het te begrijpen, dat onder die omstandigheden, vooral, omdat wij een enkelvoudig gezelschap hebben, dat niet doubleert, geen tien, twaalf premières per jaar kunnen, uitbrengen? Als we dat zouden doen, zou het gauw met ons gedaan zijn. Het beetje vertrouwen, dat het publiek nog in serieus toneel heeft, mogen we toch niet beschamen? Daar heb je nu P.h.A.E.A. Morgen generale. Daarvoor moet Van Dalsum vanavond, na de voorstelling, met een auto uit Leeuwarden terug komen. Je hoeft niet te vragen, hoe hij zich voelen zal, als de première achter de rug is. Kapot, natuurlijk" (Het Volk, 7 dec. 1933)

    De gemeente Amsterdam stelde nog geen vaste bespeler van de Stadsschouwburg aan, waardoor de ATV op ongeregelde tijden moest repeteren en de subsidie opging aan de schouwburghuur en gederfde inkomsten: "Vrijdagmorgen om halfvier uit Leeuwarden in Amsterdam, zo begint het relaas van de slachtoffers. Repeteren van elf uur 's morgens tot vier uur 's nachts. Huur f 300. Recette van achthonderd gulden gederfd. Zaterdag gerepeteerd van tien uur 's morgens tot één uur 's nachts. Huur f 300. Recette van achthonderd gulden gederfd. Zondag gerepeteerd van twaalf uur 's middags tot 's avonds halfacht. Niet gegeten. Toen gespeeld. Huur f 150. Recette van vierhonderd gulden gederfd. Driehonderd gulden reclame verspeeld. Tweehonderd gulden séjours en honderdvijftig gulden overwerk aan het technisch personeeel betaald. Een strop van rond twee duizend gulden onmiddellijk. Indirect een groter strop. Volgende week pas terugkomen. De mening over het stuk, die door publiek en pers gecolporteerd had moeten worden tussen Zaterdag en Zondag, heeft na een week haar kracht verloren. Ja, maar de stad! De stad, die de kunst steunt en helpt. Toch zeker na zulk een overwinning! Vier duizend gulden subsidie. In het gunstigste, het allergunstigste geval. De kunstenaar zorgt voor een triomf, het systeem laat deze verkeren in een trieste nederlaag...." (Het Volk, 11 dec. 1933).

  2. Do Hoogland is de toneelnaam van Do van Dalsum.

 

 

 

 

  Terug