Van Dalsum vertelt aan Ton Lutz over Royaards als Koning Oidipous in de gelijknamige Griekse tragedie van Sophocles, waarin de koning zich de ogen uitsteekt. De openluchtvoorstelling in Park Sonsbeek is groots opgezet met een decor van zuilen en trappen van Frits Lensvelt en met kostuums van diens echtgenote Nell Bronger. Er doen veel dilettanten mee, waaronder kinderen.

 

Er breekt weer een lach door, een lach die een voorbode is van zijn plezier. ,,Hij speelde Oidipous in Arnhem - in de openlucht, Park Sonsbeek of zo - heel mooi trouwens, heel mooi. Hij was erg zenuwachtig voor de rol, ja. Nell Bronger zorgde voor hem - zijn kostuums en zo. Nou ja, en toen zijn ogen uitgestoken waren, plakte hij ze dicht. Ik zal maar zeggen, hij kon haast niet meer kijken. Nell, zei hij, er moe-t bloe-d op mijn borst. Ja, waar haal je nou zo gauw bloed vandaan? Dat zei Nell ook. God, Willem, waar haal ik nou bloed vandaan? Ik heb hier niks, we zitten in de open lucht, geen rooie inkt, geen - nou ja - niks. Maar Royaards riep: ik kan toch niet zonder bloe-d! Mijn ogen zijn er ui-t! ,,Eindelijk wist Nell raad. Ze knipte vlug een rode lap aan repen en stak die repen met spelden op de borst van Oidipous. Pra-chtig Nell. Prachtig. En Royaards naar de scène. Hij was gelukkig. Maar toen hij buiten was (Van Dalsum lacht heel intens) begon dat bloed (hij lacht luider) te wapperen in de wind. ‘t Was bespottelijk (hij schatert), maar zijn ogen zaten dicht, hij zag niets. Hij geloofde trouwens in alles. De illusie was voor hem heilig”.
Van Dalsum krijgt een hoestbui. Als die uitgeraasd is, zegt hij: ,,Willem Royaards, tja, een groot man...”

 
  Terug