Van der Lugt kocht de opvoeringsrechten van De moeder, het laatste stuk van de anti-fascistische Tsjechische schrijver Karel Çapek, meteen na de première in Praag in 1938. 30 september 1938 werd het verdrag van Munchen gesloten, waarbij Engeland en Frankrijk in de hoop om erger te voorkomen toestonden, dat Hitler het Tsjecho-Slowaakse Sudetenland annexeerde. "De vreselijkste ervaring daarbij was voor Çapek, dat de Tsjechische reactie schaamteloos de ramp van haar volk exploiteerde om aan de macht te geraken, het Duitse fascisme de ene dienst na de andere bewees en ware pogroms tegen de democratie op touw zette" (V. Kopecky in Het Volksdagblad 7 jan. '39). Hierdoor gebroken, overleed Çapek drie maanden later. Van Dalsum maakt met Charlotte Köhler en andere kunstenaars deel uit van Het Comité ter ondersteuning van Sudeten kunstenaars. De opvoering van De moeder onder zijn regie is uiterst actueel, want inmiddels heeft Hitler ook de rest van Tsjecho-Slowakije geannexeerd.

 

Het is volgens Ter Braak in Het Vaderland (28 april '39) dan ook niet toevallig dat het stuk, waarin de moeder met haar overleden man en zoons praat, over plicht, eer en dood gaat: "Haar man, officier, viel voor zijn eer; haar zoon Andreas viel voor de wetenschap: haar zoons Georg, Peter en Kornet vallen achtereenvolgens voor een vliegrecord, voor vrijheid en gelijkheid en voor het vaderland. Alles leuzen, die de moeder beroven van haar privé bezit: man en kinderen. Nog één zoon, na de dood van de vader geboren, rest haar: de dichter Toni. Aan hem klampt zij zich vast, in hem belegt zij alle aandelen van haar persoonlijke gevoelens, in hem hoopt zij eindelijk de vader te verslaan, die door zijn eerbegrippen het hele huis beheerste. Maar als de oorlog komt die de tegenstand van allen tot het uiterste vergt wil ook de asociale dromer Toni dienst nemen; de doden (die bij Çapek als sprekende gestalten ten tonele verschijnen), dringen aan op zijn plichtsvervulling, de moeder verzet zich met hand en tand. Tot de radio meedeelt, dat de vijand de kinderen niet spaart: dan drukt zij Toni, haar laatste stuk privébezit het geweer in de handen en laat hem gaan.

     Als altijd zijn ook in dit stuk Çapeks figuren in de eerste plaats schematische vertegenwoordigers van bepaalde "ideeën"; de vader vertegenwoordigt de eer, de moeder het persoonlijk leven, de oudste zoon de wetenschap etc. [...] "Stof tot uitbeelding" noemt het programma Çapeks werk en zo kan men dit toneelwerk zeker noemen. Daarom wordt aan de regie de zeer belangrijke taak gelaten de "stof" ook te realiseren, b.v. het contact tussen de moeder en de doden te realiseren zonder te stranden op de klippen van het onaanvaardbare. Dit is Van Dalsum stellig uitstekend gelukt; van de eerste dodenverschijning af was men voor deze oplossing gewonnen. Zo weinig mogelijk geheimzinnig gedoe, een natuurlijke aanwezigheid in een ruim vertrek onder gedempt licht: deze sfeer was geloofwaardig. Loudi Nijhoff speelt de moederrol, die het stuk beheerst alleszins voortreffelijk, als een verouderde vrouw, die zich vastklampt aan een laatste illusie van bezit, soms overgaand, in de toon van de felle aanklacht. ... Sober en bij alle soberheid toch zeer gevoelig van intonatie is de vader van Van Dalsum; zo zonder enige karikatuur en emfase kan alleen Van Dalsum een dergelijk personage over het voetlicht brengen."

 

 
  Terug