Van Dalsum wacht in Abcoude de tijd af dat zijn vrouw en kind voldoende aangesterkt zijn om verder te reizen. Zijn plan is naar Maastricht te gaan en daar clandestiene voordrachten te geven, want er moet brood op de plank komen voor het gezin. Het is daar veiliger en ook mooi. Hij kent de streek heel goed, want hij speelde vanaf zijn 25ste in het openluchttheater in Valkenburg en later ook in Maastricht. Voordat ze op de trein naar Maastricht stappen, vraagt Do van Dalsum haar zusters om handdoeken uit haar huis in de PC Hooftstraat te halen, maar dat durven ze niet. Op een stationnetje onderweg stuurt ze nog gauw een briefje aan haar ouders met aardappelbonnen. Ze stappen uit in station Beek-Elsloo en nemen een paar straten verder hun intrek in hotel Colaris aan de Maastrichterlaan in Beek. Do van Dalsum schrijft haar in Haarlem ondergedoken ouders: Zo zijn we dan het zuiden des lands aangekomen waar we een maand zullen zijn. 't Is hier een mooie streek. Ik zend jullie een 10 kg vruchten. Aangezien die vruchten appels zijn, zou het september kunnen zijn.
Hotel-pension Colaris in Beek, sinds ongeveer 2001 gesloten. Foto SvD
In Beek gaan ze naar de huisarts. Mogelijk heeft het kind een medische check-up nodig. Twee straten verderop in de Bourgognestraat 35 heeft de 34jarige Gabriël Beckers zijn praktijk en apotheek aan huis, die hij zeven jaar eerder overnam van zijn vader Joseph Beckers. Beckers senior is een amateur-archeoloog van professionele allure. Hij ontdekte in 1926 als eerste in Nederland prehistorisch Bandkeramiek en legde Romeinse villa’s en grafvelden in Zuid-Limburg bloot. Zijn zoon Gabriël graaft mee. Hij wordt zo door zijn vader begeesterd, dat hij zich wil specialiseren in de medische antropologie. Maar hij wordt in 1942 negen maanden in kamp Beekvliet in St. Michielsgestel gegijzeld en neemt daarna zijn huisartsenpraktijk weer op. Beckers heeft ook de liefde voor toneel van zijn vader geërfd. Joseph zag in zijn studietijd Louis Bouwmeester spelen. Gabriël schuift de archeologie aan de kant en gaat amateurtoneel spelen en regisseren. 1
Wat een gelukkig toeval dat Van Dalsum en Gabriël Beckers elkaar nu treffen. Ze zullen de komende jaren veel aan elkaar hebben en worden vrienden voor het leven. Hij nodigt ze thuis uit en ze maken kennis met zijn vrouw Miet, die de apotheek beheert, en met zijn vader Joseph. Terwijl de vrouwen met de kinderen bezig zijn, praten de mannen over toneel. Dat resulteert in de opvoering van Lucifer van Vondel met de amateurs van Beckers (zie Maastricht 1944).
Do van Dalsum aan haar ouders: We hebben veel aardigheid van de oude en jonge dr. Beckers hier in Beek. Twee voorname en lieve mensen waarvan de jongste een allerliefste vrouw heeft en 4 onderdeurtjes en een op komst. Dat haal ik helaas nooit meer in. De ouwe dokter is 81 en heeft nog een enorme uitstalkast met een respectabele hoeveelheid wijn. Dal neemt iets van dat kostbare vocht voor jullie mee ouwers.
De ouwe dokter met zijn schoondochter Miet en haar onderdeurtjes. Foto collectie familie Beckers
Uit een briefje blijkt dat ze in november '43 nog in Beek zijn en dat Van Dalsum clandestien uit de Gysbreght en Adam in Ballingschap voordraagt, waarvoor hij f100,- vraagt. Do van Dalsum schrijft haar moeder: Je dochter wordt toch eindelijk beroemd. Ze heeft heel deftig voor een groot gehoor een lezing gehouden en enige fraaie dansen ten beste gegeven. En let wel met een knetterend succes en een stroom van aanvragen voor nieuwe avonden! Maar ik laat mijn kleintje liever niet alleen. 2 En aan haar vader: We zenden je een trekkie tabak. Snuif ze met plezier, maar pas op voor de angina pectoris, daar deugt het eigenlijk niet voor. Ik stuur je de beste die te krijgen is, want er is hier tabak! Als je daar sigaretjes van rookt krijg je een hartzwakte cadeau. Dié sturen we niet, aangezien we onze ouwe nog graag een paar jaartjes horen brommen (maar dan thuis en samen). Helaas overlijdt haar vader nog geen maand later, eind november 1943.
Van Dalsum verhuist eind van het jaar naar Maastricht, maar hij ziet Gabriël Beckers nog regelmatig bij de repetities van Lucifer. Juni 1944 schildert hij het portret 3 hiernaast: Ik ben hier met een portret begonnen van Beckers, een soort El Greco, en ik heb een goeie gelijkenis getroffen en worstel nu erg met de achtergrond. Het is gek dat je daar zo'n last van kunt hebben.
|