Na de bevrijding van het zuiden wil Van Dalsum weer zo snel mogelijk aan de slag. Hij is optimistisch over de mogelijkheden voor het toneel na de oorlog. Maar zover zijn we nog niet. We zitten nu midden in de moeilijkheden. Hadden we maar vast enige kans op regelmatige speelruimte. Er zijn enkele geroutineerde spelers, er zijn zeer verdienstelijke dilettanten. En het publiek verwacht iets van ons; er is een honger naar goede kunst, naar uitingen, die op peil staan. Maar er is geen zaal, er zijn geen requisieten, er worden weinig faciliteiten verleend. Alles is in gebruik voor de Ensa. 1 Een mogelijkheid om die honger toch te stillen is Radio Herrijzend Nederland van het Militair Gezag, dat de regering in Londen vertegenwoordigd in bevrijd gebied. Ik heb hier contact gemaakt met de mensen van 'Herrijzend Nederland', de zender van bevrijd Nederland. Het plan is om geregeld hoorspelen uit te zenden. Het eerste wat wij wilden doen is een uitzending van fragmenten uit  de Gijsbreght, waar ik jou gaarne bij wil hebben voor de Badeloch. 2 Omdat de studio in het Philips Ontspanningsgebouw in Eindhoven is, zet Van Dalsum de volgende advertentie in het Eindhovens Dagblad van 13 december 1944:

 

oorlogstijd_t101

 

Twee weken later heeft hij een belangrijk aandeel in het programma van  Nieuwjaar 1945: "Onze gedachten gaan uit naar hen die niet meer in ons midden zijn, maar die innerlijk immer bij ons blijven. Op dit moment begon Albert van Dalsum met zijn voordracht van het gedicht 'De 18 Doden' van Jan Campert. Bij het wegklinken van de laatste regels luidden de klokken met 12 slagen het Nieuwe Jaar in" (Oranje bulletin). Die zelfde dag zendt Herrijzend Nederland de fragmenten uit de Gysbreght uit.

 

"Onze medewerker H. Fluijt, economisch student, thans omroeper bij Radio Herrijzend Nederland, heeft een onderhoud gehad met Albert van Dalsum, een der grote figuren uit de Nederlandse toneelwereld. Hij behoefde van Dalsum niet ver te zoeken, want ook deze is verbonden aan onze Vrijheidszender:
Wij zitten in van Dalsum’s werkkamer. Het interieur is sober ingericht: een paar stoelen, een bureau, wat boeken en aan de muur enkele etsen. ... De sfeer van de kamer wordt geheel bepaald door de brede, forse figuur van van Dalsum, die in eenvoudige, onopgesmukte woorden ons vertelt van zijn wederwaardigheden tijdens de bezetting ... Zijn clandestiene voordrachten, zijn liefhebberij in schilderen en de uitvoering van 'Gijsbrecht van Aemstel' voor onze vrije zender. En dan komt van Dalsum te spreken over zijn toekomstplannen, over zijn visie op de toekomst van het Nederlands toneel en over de houding van spelers en publiek gedurende de bezettingstijd.

Ik zou zo spoedig mogelijk weer aan de slag willen ... en daarom tracht ik, evenals mijn collega Adolphe Engers,  in het bevrijde gebied zoveel mogelijk toneelkrachten te verzamelen. Intussen werk ik hier bij Herrijzend Nederland, zoals U weet. Daarenboven heeft een gezelschap van amateurs in Maastricht mij verzocht de regie op me te nemen. Wij hopen daar een nog niet eerder opgevoerd stuk van Vondel te brengen, namelijk ,,De Bataafse Broeders”. 4 De inhoud daarvan blijkt ook nu nog actueel te zijn. Ik geloof, dat ik wel plezier in dit werk heb, want het spelers-materiaal in Limburg is lang niet slecht en de mogelijkheden zijn er groot" (interview met Radio Herrijzend Nederland, jan. 1945).

 

oorlogstijd_t102

Boven een advertentie van 17 januari '45 voor een optreden met de joodse acteur Dolf Engers. Onder een advertentie van 29 februari om ook met lichter repertoire ontspanning te brengen (Nijmeegs Dagblad).

 

Vervolg van het interview:


"... Ik betreur het ten zeerste, dat zovelen van mijn collega’s niet standvastig genoeg zijn geweest om aan de lokroep der Duits gezinde Kultuurkamer weerstand te bieden. Van de 400  zijn er slechts 80 op hun stuk blijven staan. Gelukkig behoorden tot deze laatste exclusieve groep vrij veel vooraanstaande krachten in de toneelwereld. Hier zal recht moeten worden gedaan, ofschoon wel elk geval afzonderlijk onderzocht moet worden. ...
De houding van het publiek is mij zeer tegengevallen. ... Immers, we hadden verwacht, dat men aan ons verzoek gehoor zou geven, om na de instelling van de Kultuurkamer niet meer de Nederlandse theaters te bezoeken. Gelukkig mag ik hieraan toevoegen dat de goede bezoekers allen zijn weggebleven. Het publiek, dat helaas in drommen optrok naar de opvoeringen, was niet meer hetzelfde publiek. ...
Er is een diepgaande reorganisatie van de toneelwereld noodzakelijk, die in de richting van centralisatie moet gaan. In het algemeen hopen en verwachten we een grotere regeringssteun. Het initiatief was vroeger te zeer overgelaten aan particulieren of gemeenten. Het toneel moet worden opgenomen in het totale maatschappelijke bestek. Toneel immers is een kwestie, die het gehele land aangaat en moet ook als zodanig gefundeerd zijn, teneinde het gehele volk te kunnen dienen. Het is een noodzakelijk uitdrukkingsmiddel van en vóór het volk. Ik geloof, dat er na de oorlog zeer zeker vrijer mogelijkheden zullen zijn, vooral ook wat betreft de ten dienste staande middelen. En daarenboven wacht ons zonder twijfel veel actuele toneelliteratuur. Met vertrouwen zie ik dan ook de toekomst tegemoet, die het toneel zijn plaats zal teruggeven in het vrije Nederlandse culturele leven."

Het Nijmeegs Dagblad van 6 januari 1945 meldt dat Van Dalsum "uit het bevrijd gebied een ensemble bij elkaar getrommeld heeft. Ik hoop binnenkort een opvoering te geven in Amsterdam. Reeds liggen verschillende stukken gereed om op te voeren. 4 Er zal intensief gewerkt worden om de oude plaatsen in te nemen, die wij vrijwillig verlaten hebben."  Ook  in dit interview verhaalt hij van de reorganisatieplannen voor het naoorlogs toneel, die gedurende de hele onderduiktijd met hem, als lid van de 'commissie van dertien' zijn besproken en clandestien zijn gepubliceerd in 'Het grijze boekje'. "Dit plan opteerde voor een over het gehele land in één toneelorgaan samengevat toneelbestel, een semi-overheidsinstelling, waarbij de commerciële drijfveren vervangen zouden worden door artistieke" (Voogd 1970). 5

 

  1. Entertainments National Service Association, die amusement voor de geallieerden organiseert.
  2. Brief aan Antoinette de Visser, 7 nov. 1944.
  3. Opvoering op initiatief van het Militair Gezag; zie 1945 De Batavische gebroeders.
  4. Zie 1945 Vrij volk.
  5. Het plan werd in opdracht van de regering, vertegenwoordigd door Ben Hunnigher, tussen mei 1942 en juli 1943 ontworpen door Defresne, Groeneveld, Van Meerten, Rijkens en Sterneberg. Deze 'commissie van vijf' overlegde met Charlotte Köhler, Loudi Nijhoff, Arnoldi, Balledux, Van Dalsum, Musch, Saalborn en Sternheim. Tezamen vormden ze de 'commissie van dertien', die het 'bonafide' toneel vertegenwoordigde (interview met Sterneberg in Voogd 1970).
  Terug