De START (Stichting Amsterdams-Rotterdams Toneelgezelschap) o.l.v. Van Dalsum, Defresne en Sternheim moet het toneel in Amsterdam en het zwaar gebombardeerde Rotterdam weer op gang krijgen. De samenstelling van dit gezelschap berust niet op artistieke, maar op politieke grondslag, want in deze voorlopige vergaarbak zijn circa zeventig acteurs en actrices ondergebracht, die tijdens de oorlog geen lid waren van de Kultuurkamer en dus niet konden doorspelen. Tachtig procent speelde echter wèl door tijdens de oorlog. De meesten van hen waren niet pro Duits, maar moesten gewoon de kost verdienen. Zij mijden de START, omdat ze gestigmatiseerd zijn, en vinden deels onderdak bij het aanvankelijk ongesubsidieerde Comedia, dat eveneens in 1945 door Cor Hermus in Amsterdam is opgericht.

 

Het is de bedoeling dat de vijf regisseurs van de START - Arnoldi, Van Dalsum, Defresne, Saalborn en Storm - in Amsterdam en Rotterdam tijdloze stukken spelen en stukken die betrekking hebben op de oorlog. Van Dalsum regisseert als eerste De schending van Lucretia van Obey (vertaling van Do van Dalsum), waarmee hij een parallel trekt met de schendingen die de Duitse bezetter heeft gepleegd. De mooie kuise Lucretia (gespeeld door Loudi Nijhoff), die getrouwd is met de Romeinse veldheer Collatinus (Paul Storm), wordt verkracht door de koningszoon Tarquinius (Johan Schmitz). Om de eer van haar man en zichzelf hoog te houden, pleegt ze in het bijzijn van haar man en het Romeinse volk zelfmoord. Het programmaboekje licht toe dat de vrouw de hoedster is van de deugd tegenover de man die zijn wilde begeerte najaagt en daarmee de zedelijke orde vernielt.

 

De première is in de allerijl omgebouwde Rotterdamse bioscoop Luxor, waar in de oorlog Duitse UFA films werden gedraaid. Na afloop van dit voor Rotterdam belangrijke evenement voeren staatssecretaris Reinink en burgemeester Oud het woord. Van Dalsum stelt zich aan het publiek voor met Wij zullen ons best doen hier te acclimatiseren, want wij zijn Amsterdammers, maar wij hopen Rotterdammers te worden. Mogelijk was  toen nog de bedoeling dat Van Dalsum c.s. in de toekomst Rotterdam toebedeeld zouden krijgen.

 

"De vertoning is vooral een succes geworden voor Albert van Dalsum, die met zijn regie prachtige resultaten heeft bereikt. Men zag een harmonisch geheel, waarvan behalve het 'gewoon acteren' in sterke mate de voordracht, het spreekkoor, de suggestieve muziek van Jo Juda en de pantomime, die soms haast groepsdans werd, elementen vormden. Voor op het toneel stonden een 'voorlezer' (Van Dalsum) en een 'voorlezeres' (Nell Knoop), die de gebeurtenissen aankondigden en er commentaar op gaven, soms ook onder woorden brachten wat er in de hoofdpersonen omging, terwijl deze zich dan slechts in gebarentaal uitten" (Het Vrije Volk, 3 dec. 1945).

  Terug