STAATSTHEATER MEYERHOLD door ALBERT VAN DALSUM
De halte van lijn 16, die ons naar het Meyerhold-theater zal brengen. Er is niet in te komen. Drie trams, opgepropt met mensen zijn ons voorbijgereden, zonder dat het ons gelukt is. "Da ist 16, kommen sie, kommen sie". De gids, die de W.O.K.S. ons meegegeven heeft,
De vertegenwoordiger van Meyerhold heet ons welkom, Ferralsky, wit Russisch hemd zonder boord of das. Een klein portaal en wij staan op het toneel van Meyerhold. Een grote ijzeren constructie boven ons hoofd over de gehele breedte van het toneel, als de loopbrug van een machinefabriek, verticaal doorsneden door een tweede die recht op de toeschouwersruimte toeloopt; stalen werkbanken. Zijn wij op een toneel, of in de vergaderruimte van een fabriek? Nee, daar komen mensen de zaal in. Ferralsky zegt ons, dat wij rustig kunnen blijven kijken, een voordoek bestaat niet; men speelt hier op een open toneel; de achterwand is de kale muur van het theater. In plaats van de bij ons gebruikelijke 'manteau', die de lichtapparaten afdekt, een ijzeren stang met schijnwerpers, zichtbaar voor het publiek. Op de voorgrond rechts een ijzeren wenteltrap, die de constructie van bruggen verbindt met de toneelvloer, welke naar achteren sterk oploopt. Op de overdekte orkestruimte zijn rails aangebracht; ijzeren wagens zullen over de hele breedte van de zaal heen en weer rijden, opgevangen in nissen, die de plaats innemen van de vroegere loges d’avant-scène.
"Nu moeten we toch van het toneel af, de zaal is al half vol."
Meyerhold eist het jubileum van zijn theater niet op voor zichzelf, het is voor hem de demonstratie van zijn werk in de fabrieken, in het cultuurpark, dat juist geopend is. Het is karakteristiek voor een man, die voor het Russische theater nieuwe banen geopend heeft, omdat hij het toneel niet los kan zien van het nieuwe leven.
Het theater is intussen tjokvol gelopen. "Theaters zijn hij ons altijd vol, de prijzen zijn in het bereik van iedereen." Gongslagen, zaal donker — de koolspits-schijnwerpers op de balkons worden in werking gesteld: de jongste opvoering van Meyerhold: 'Het Schot', door A. Besymensky is begonnen. Het orkest, achter in de zaal op een groot balkon opgesteld, leidt het stuk in met agressief-ritmische thema's; op twee film-écrans, (evenwichtig opgenomen in de ijzeren spelconstructie), één voor de opschriften, één voor het filmbeeld; het hoofdthema van het stuk: De inhoud van het stuk is dynamisch verwerkt. Van naturalistische stijl is geen sprake meer. Een heroïsche wil om tot een nieuwe stijl te geraken. Interessant om zijn durf en consequentie, maar die zich niet weet te verheffen tot een werkelijke schoonheid. Een eigen schoonheid zoals het Griekse theater, het Japanse toneel, de Javaanse danskunst wist te bereiken, ontbreekt. Ook het individueel-grote spel van één acteur of actrice, die het gamma van menselijke aandoeningen weet te bespelen. Er is wel: het worstelen van een collectiviteit; meer de uitbeelding van een sociale gemeenschap, dan de uiting van een volk. Is deze kunst nog te jong om tot schoonheid te kunnen groeien, de eerste bezielende roes al voorbij, en vervalt het toneel in gevaarlijke herhalingen? — Anders dan bij ons is het ieder geval, zelfs in de wijze van spelen bij toneelopvoeringen in meer reactionaire stijl, zoals bijv. bij de opvoering in het Stanislawsky-theater van 'De bruiloft van Figaro'. Het tempo van het leven in Rusland verdraagt geen esthetische mooidoenerij, waaraan ons westers toneel dikwijls nog sukkelt. Men kan het eerder barbaars noemen, prachtlievend; het zoekt naar een overmaat van uitingsmiddelen. Het kan blijkbaar elk willekeurig onderwerp aangrijpen, mits de spanning van het leven, de heroïsche sprong naar een nieuwe maatschappij, in de dynamiek van de maatschappij zijn bevestiging vindt. In zijn ensceneringskunst is het ons verre de baas, het is altijd ingenieus en consequent, nooit half.
Maar laat ons terugkeren naar de voorstelling van 'Het schot'. Het conflict spitst zich toe. De daadloosheid van de bureaucratische elementen werkt een contra-revolutionaire beweging in de hand; de saboteurs en contra-revolutionairen verschijnen uit een gat in de toneelvloer, kruipen dan langzaam op langs de ijzeren constructie. Er valt een schot, als het ware de waarschuwing dat de economische opbouw bedreigd wordt. Op het vallen van dit schot beginnen van tegenovergestelde kanten wagens heen en weer te rijden over de rails, die de orkestruimte overspannen; de groepen op deze wagens wisselen elkaar af, de meningen kruisen zich vanaf het toneel en tussen de wagens onderling, die elkaar als weefspoelen voorbijschieten, in steeds gejaagder tempo. Plotseling stilte. Boven op de ijzeren loopbrug verschijnt het eerste slachtoffer van de arbeidssabotage (sabotage, die op het filmdoek duidelijk is gemaakt): een arbeider, die zelfmoord heeft willen plegen, omdat zijn arbeid hem onmogelijk werd gemaakt. Volgt een scène in het huis van de op redevoeringen beluste politicus, die zich als leidende figuur niet langer kan handhaven en bemerkt dat al zijn brochures tot waardeloos papier zijn geworden. (Monoloog van ongeveer twintig minuten, met als climax de zelfvernietiging, uitgedrukt door het omhoogdwarrelen van de papieren, terwijl een regen van papieren neerdwarrelt op het toneel, tot de gehele figuur onzichtbaar geworden is.) — Dan de grootse arbeidersmeeting, waarin de mening van de stootbrigades op de andere arbeiders veld wint, en als de enig-juiste wordt geaccepteerd. Ten slotte een finale als bij een revue.
Er zijn drie of vier entre-actes, waarin het publiek uit de zaal stroomt naar de wandelgangen en de foyers en zich om de buffetten verdringt om een glas thee te bemachtigen. Er wordt heftig gedisputeerd; het is duidelijk dat het stuk betekenis heeft voor de mensen, voor wie het is gemaakt is. Wij worden uitgenodigd, morgen een van de repetities bij te wonen van een première, die over enkele weken gaan moet, en met Meyerhold kennis te maken. Tegelijk zullen wij dan het museum kunnen zien van zijn ensceneringen, zijn arbeid van tien jaren.
Vsevolod Meyerhold, wel de meest karakteristieke baanbreker van het nieuwe Russische toneel, is ondanks zijn 57 jaren nog dezelfde Er is voor deze repetitie in het midden van zaal een anderhalf meter hoge stellage opgericht. Meyerhold nodigt ons uit daarop plaats te nemen; vertelt ons dat voor zijn volgend stuk de verhoogde toneelvloer, zoals hij die voor 'Het schot' nodig had en die nog staat van de vorige avond, afgebroken zal worden, en hij dus voor een juist perspectivisch zicht op de handeling een stellage in de zaal heeft laten aanbrengen voor zijn medewerkers, de decoratieve, muzikale en technische.
In de entre-acte leidt Tevrolsky ons door het museum van de ensceneringen.
In de tien jaar van zijn regisseursarbeid bracht hij 19 stukken ten tonele, dat is ongeveer twee premières per seizoen, een bewijs van de langdurige en nauwgezette wijze van werken, en ook van de voor Nederlandse begrippen haast ongelooflijke toestand dat een theaterseizoen met twee nieuwe opvoeringen volstaan kan. Een bewijs ook van de enorme belangstelling voor toneel bij het Moskouse publiek.
In geen van deze opvoeringen herhaalde zich dezelfde wijze van ensceneren of van toneelbouw; ieder stuk heeft voor hem zijn eigen vormgeving en plastische noodzakelijkheid. Hij eist van zijn toneelspelers een buitengewone lichaams- en stemtraining, dans en
Het theater Meyerhold werd geopend op derde jaarfeest van de Oktober-revolutie. De tienjarige arbeid van Meyerhold begon in 1920 met een enscenering van Verhaeren’s 'Morgenrood'. Deze enscenering bepaalde zich nog tot de abstracte verbeelding van een stad, met een in de toeschouwersruimte uitgebouwde 'orchestra', zoals de Grieken die voor hun koren gebruikten. Meyerhold gebruikte hier weliswaar geheel nieuwe vormen, maar deze waren nog uitsluitend bedoeld als achtergrond voor het vrijwel traditionele spel van de acteurs: zij waren nog decor, nog buiten de handeling van de spelers geplaatst, nog niet tot een apparaat van speelvlak en requisiet geworden, dat door de noodzakelijkheid van het spel van de acteur bepaald wordt. — Intussen moeten wij bedenken, dat alle andere theaters toen nog volkomen conservatief waren.
Dan komt in 1922 de grote sprong met de enscenering van 'Le cocu magnifique' van Crommelinck. Voor het eerst hier een 'constructivistisch' decor, dat wil zeggen een constructie van speelvlakken en draaiende apparaten, die geen enkel om-zichzelf aanwezig decoratief element meer duidt, maar alles berekend is op het ruimtelijk apparaat, dat de acteur nodig heeft voor zijn spel. Aan de speelstellage is aangebracht een machine, die de wieken van een molen (plaats van handeling van Crommeilnck’s stuk) in abstracte vorm verbeeldt. Het draaien der schijven en wielen begeleidt met steeds snellere wentelingen de groeiende emotie van dit spel van jaloersheid en liefde. — Hier wordt voor het eerst in toepassing gebracht het systeem van de 'Biomechaniek'. De acteurs berekenen nauwkeurig hun bewegingseffecten, als in een ballet. De rust, de stilstand, is van het toneel verbannen, de dynamiek viert hier hoogtij. Er is geen plaats meer voor het psychologische stemmingsappèl. Het tracht het tempo van onze tijd te achterhalen met opoffering van het esthetisch-schone. Crommelinck zelf moet wel verwonderd hebben gestaan, dat zijn stuk aanleiding was tot deze opvoering. De constructie, die Popowa voor de 'Le cocu magnifique' maakte, verwekte een strijd van vóór- en tegenstanders. Voor Rusland was deze opvoering baanbrekend. Er bestaat geen theater meer, geen arbeidersclub, waarin niet met min of meer constructivistische vormgeving gewerkt wordt. Dat Meyerhold de grote pionier geweest is, die deze nieuwe vormgeving, waarbij inderdaad van een 'entfesseltes Theater” sprake kan zijn, voor het eerst tot leven bracht, wordt wel eens te zeer vergeten.
Nu volgt een reeks van interessante opvoeringen. Nog hetzelfde jaar bracht 'Tarelkin's dood' van Saechowo-Kobylin, een farce, waarin de domheid van de politie belachelijk wordt gemaakt, een soort 'klucht der vergissingen'. Alles in deze enscenering is berekend op het onzekere; alle stoelen, tafels zijn van springveren voorzien, zodat zij stabiliteit ontberen en er een sfeer ontstaat van verwarring en onzekerheid.
De glorie van Meyerhold aan het einde van zijn tienjarige worsteling, bestaat hierin, dat hij in een nieuwe wereld stond, welke van hem een nieuwe theaterkunst verlangde; dat de wil van een gemeenschap zijn persoonlijke wil opstuwde tot een rusteloos scheppen; dat hij niet mocht doen wat hijzelf wilde, maar slechts wat hij met allen tesamen wilde. Zijn scheppingen zullen misschien later gezien worden als primitieve uitingen, zij zullen blijven bestaan als mijlpalen op de weg naar een nieuwe cultuur, die bevruchtend kan zijn voor de gehele wereld.
|
Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Staatstheater Meyerhold nodigt de W.O.K.S. (vereniging voor de culturele betrekkingen van de Sovjet- Unie met het buitenland) kunstenaars uit om naar naar Moskou te komen. Op voorspraak van het genootschap Nederland-Nieuw Rusland wordt ons land vertegenwoordigd door Peter Alma (monumentaal schilder), Albert van Dalsum, Charlotte Köhler, Louis van Gasteren (acteur), Julius Hyman (componist), Joris Ivens (cineast), Hildo Krop(beeldhouwer), Gerrit Rietveld (architect), Jan Romein (historicus) en Nico Rost (schrijver).
Albert en Do van Dalsum met Charlotte Köhler (midden) op punt van vertrek met de trein naar Moskou. Op het perron Defresne. Foto Verenigde fotobureaux.
Van Dalsum had zich eerder lyrisch uitgelaten over Vsevolod Meyerhold (zie Het moderne Russische toneel 1928). Nu gaat hij zelf de grote Russische toneelvernieuwer ontmoeten, zijn repetities bijwonen en zijn voorstelling Het schot zien. Hiervan doet hij verslag in het Algemeen Handelsblad van 12 en 14 juni 1931.In de tram in Moskou wordt hij meteen geconfronteerd met de armoede van de communistische republiek. Bij de voorstelling van Het schot wordt hij gegrepen door de enorme vaart, het enthousiasme van het publiek en vooral door de enscenering (het toneelbeeld, het geheel van decors, kostuums, licht, geluid enz.). Meyerhold is beroemd om zijn constructivistische stellages, die Van Dalsum inspireerden bij de enscenering van Gas I en D.16.M.M (zie Het moderne Russische toneel 1928). Het Algemeen Handelsblad illustreert zijn artikel met een foto van zo'n stellage.
In het traditionele theater werden en worden alle installaties (licht, geluid enz.) verborgen achter een manteau. Bij Meyerhold is alles open bloot zichtbaar, want het gaat hem niet om een esthetisch toneelbeeld, maar om de functionaliteit. Dat is dankzij mensen als Meyerhold nu gemeengoed en niet alleen bij het toneel. Het Centre Pompidou in Parijs bijvoorbeeld baarde in 1977 opzien, omdat alle ventilatiebuizen en leidingen vanaf de buitenkant zichtbaar zijn. Toneel is voor Meyerhold een laboratorium. Van Dalsum bewondert zijn experimenteer-lef met nieuwe vormen en de middelen die hij van de staat ter beschikking krijgt. Maar daar begint ook zijn kritiek.
De nieuwsgierigheid en de durf zijn groter in hem dan de droom. Meyerhold maakt het menselijke ondergeschikt aan zijn systeem. Hij dwingt acteurs in zijn biomechanica. Zij mogen hun rol niet van binnen uit spelen, ze mogen geen emotie tonen, ze hebben geen persoonlijke vrijheid. Gesteund door het Sovjet-apparaat regeert hij als een dictator en het Sovjet systeem regeert hem. Hij wordt gedwongen Sovjet propaganda van zijn voorstellingen te maken. Van Dalsum voorvoelt de ellende die komen gaat: dit is geen uiting van een volk. Is de eerste bezielende roes al voorbij? Hij was enthousiast over de bezieling en de vernieuwingen die de revolutie mogelijk maakte, maar is dat niet over de Sovjetpolitiek. Dat Stalin niet gediend is van die bezielende roes blijkt drie maanden later al, als de communistische pers een campagne tegen Meyerhold begint. Die valt in 1938 in ongenade, omdat zijn voorstellingen te weinig Sovjet-realistisch zouden zijn. In 1939 laat Stalin hem arresteren en in 1940 executeren. Het boegbeeld van de Russische toneelvernieuwing werd 66 jaar.
|