De expositie van de generatiegenoten Van Dalsum, de beeldhouwer Hildo Krop en de schilder Germ de Jong in Amstelveen staat in het teken van Van Dalsum's toneelvoorstellingen. Egbert van Paridon, in 1946 debutant bij Van Dalsum en nu voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Toneelkunstenaars, verricht 29 mei 1967 de opening, waarbij zijn broer mijn vader en mij fotografeert.
Albert en Sjeng Van Dalsum bij de opening van de tentoonstelling in Aemstelle. Foto Louis van Paridon, collectie SvD
Hildo Krop maakte de maskers voor de voorstellingen Vrouwe Emer (1922) en Genesius (1926), maar toont nu vrij werk. Van Germ de Jong is een serie tekeningen te zien van de reprise van De Driestuiversopera in 1934 met de Amsterdamse ToneelVereniging.
Van Dalsum als Tiger Brown in De driestuiversopera,
De tekening lijkt sprekend. Helaas overlijdt De Jong, schilder van dromerige bloemstillevens en landschappen, zeer verfijnd van kleur, nog geen maand na de opening van de tentoonstelling op 81jarige leeftijd.
Voor deze gelegenheid zijn Van Dalsum's decorontwerpen voor Cagliostro (1931), De affaire Dreyfus (1930) en Gelieve deze dame niet te branden (1951) tentoongesteld (zie de desbetreffende jaren van de Chronologie). Verder exposeert hij volgens Hans Redeker in de NRC stillevens met bloemen en landschappen, die in Arti niet zouden misstaan. Waarschijnlijk betreft het voor het merendeel recent werk uit Eenigenburg.
Cyclamen, olieverf, collectie en foto SvD
Van Dalsum houdt zijn kamerplanten jarenlang over. Hij dompelt ze elke week in een emmer met water tot ze verzadigd zijn, snoeit ze nooit en laat ze in het donker overwinteren. De bloempotten en van binnen geglazuurde schotels mogen alleen van het gewone roodbruine aardewerk zijn, zoals op dit schilderij.
Stilleven met lauwerkrans en rozen, olieverf, collectie en foto
De lauwerkrans is van de huldiging bij zijn afscheid met Koning Lear. Bloemen haalt hij elke week vers bij het bloemenvrouwtje. Ze staan in de witte lampetkan van Sfinx op het uitklapbare halfronde Biedermeier tafeltje van mahoniehout, waarvan hij er twee heeft. De balken links zijn van het atelier op de zolder van zijn boerderij.
Tuinvaas, olieverf op paneel, collectie en foto SvD. De antieke stenen vaas, die in zijn tuin staat, kreeg bij zijn vijftigjarig toneeljubileum 1959
Fuchsia's, olieverf, collectie en foto SvD. De fuchsia's staan voor een raam in de huiskamer, dat uitkijkt op Van Dalsum's gedeelte van de terp 't Hoog, dat aan zijn tuin grenst. Middenboven het landarbeidershuisje dat hij als gastenverblijf heeft. Rechtsboven het café De Volharding waar hij altijd zijn sigaartjes haalt
't Hoog, olieverf, collectie en foto SvD
In de zomer van 1970 logeert de schilder Aat Veldhoen, een vriend van Ro Mogendorff, in het gastenverblijf.
Van Dalsum met Venus en Aat Veldhoen. Foto Nico Koster
Met zijn gebroken hiel in het gips komt Veldhoen het huisje niet uit, maar zijn Somalische vrouw Kabul en dochtertje Venus baren veel opzien in de polder: "Niet te geloven man. Niks geen lawaai hier. Wel 'n verschil met Amsterdam. Geen aanloop en zo, kan ik lekker werken. Ik heb nu zes [van de 12] litho's af, Kaboel, Venus en ik vormen het onderwerp Maar ik laat me niet zien met dat been, geen gezicht. Soms zien ze alleen even m'n hoofd achter het stuur van de auto, die we van Van Dalsum hebben gekregen. Toffe vent hoor. Hij komt wel eens langs een praatje maken. Dan zitten we hier in de tuin" (De Telegraaf 11 juni 1970).
Uitzicht vanaf de terp op de Selschardijk, olieverf, collectie Museum Surmerhuizen, foto SvD
De rietdekker, olieverf, collectie en foto SvD
De rietdekker hangt geknield op een ladder tegen het dak van een stolpboerderij. De compositie met een omlijsting van bomen en de pasteltinten met rode okers en blauwgroenen zijn ook in veel van zijn vroege schilderijen te zien, maar zonder echt impressionistisch te zijn, is de stijl veel losser geworden, een afspiegeling van zijn persoonlijke ontwikkeling. |